Een volle twee jaar hebben wij en zij er op moeten wachten, op het operadebuut van regisseur Ola Mafaalani. Zij had haar grote voorstelling bij Opera Zuid van het in Nederland maar weinig gespeelde A Midsummer Night’s Dream van Benjamin Britten al helemaal klaar, maar in het voorjaar van 2020 kwam de coronapandemie er tussen. De première ging niet door en dat liet haar even verward achter als de hoofdpersonen uit haar  opera.

Maar twee jaar later is hij er nu toch en zag ik de opera in een overvol, opgewonden Internationaal Theater Amsterdam, net zoals vroeger toen De Nederlandse Opera nog in de Amsterdamse Stadsschouwburg speelde. Ola Mafaalani’s operadebuut begint al in veel opzichten volstrekt ongewoon. Tientallen kinderen op het toneel zijn chocolade aan het gieten, een zestal handwerklieden probeert met veel moeite een metalen loopbrug in elkaar te zetten als verbinding tussen de zaal en het toneel.

Vanaf dat toneel worden door kinderen en zangers tamelijk intieme vragen over de liefde afgevuurd op de mensen in de zaal. Ben je weleens echt verliefd geweest? Heb je die liefde ook wel eens verraden? Heb je ooit naar iets schunnigs verlangd? Heb je ooit iets onvergeeflijks gedaan? Als je ja wil antwoorden moet je op gaan staan, heel lichamelijk, maar tegelijk tamelijk gênant.

Nee, een decor (ontwerp: André Joosten) is er eigenlijk niet, alleen veel tafels met kinderen er achter en machinerieën die nodig zijn voor de bereiding van de chocola. Die chocola is meteen ook de toverdrank waarmee Oberon en Puck ons proberen in slaap te sussen. De kostuums (van Regine Standfuss) zijn aanvankelijk heel eenvoudig en zelfs tamelijk grauw. Langzamerhand komt er steeds meer rood bij, logisch, want het gaat toch over de liefde.

De rode jurken zijn na de pauze vervangen door groene (je kunt ook zegen: turquoise) strapless jurken met grote tulen tutu’s voor vrouwen, mannen en kinderen. Betekent dat groen iets speciaals? Iets over de natuur: het stuk speelt immers grotendeels in een bos dat je niet te zien krijgt. Over jonge mensen, over prille liefde? Of laat ik me afleiden van de enorme eenheid die er is ontstaan? Zelfs de werklieden lopen nu, net als de hertog, het elfenkoningspaar, de hofdames en de kinderen, in vrouwelijke balkleding rond. Er is geen onderscheid: iedereen worstelt met zijn rol in het leven, met het beeld dat hij wil scheppen, met de liefde vooral. De verwarring ten top.

Het is tamelijk ingewikkeld, en dat begint al bij Shakespeare, die in zijn blijspel der blijspelen allerlei lagen aanbrengt. Het elfenrijk waar koning Oberon en zijn gemalin Titania twisten over een kind (weeskind, page, erotisch object?). De mensenwereld, waarin vier jonge mensen moeizaam op de vlucht zijn naar en voor elkaar. De hofhouding van hertog Theseus. En dan de wereld van de grove handwerkslieden die een tragisch aflopend toneelstukje willen opvoeren over Pyramus en Thisbe. Waar die werelden in elkaar overlopen ontstaat verwarring, misverstand en op een haar na ook levensgrote drama’s.

De Engelse componist Benjamin Britten (1913-1976) en zijn levensgezel en muze Peter Pears (1910-1986) namen als libretto de tekst van Shakespeare, dikten die enigszins in en voegden een koor van sopranen en jongenssopranen toe. Ola Mafaalani neemt die kinderen nu zelfs als uitgangspunt. We zien de verwarrende verhalen vanuit hun nog niet veel begrijpende blik. Wat weten die kinderen over de romantische liefde, hoe moeten ze de vreemde gedragingen interpreteren van de volwassenen, bijna-volwassenen, overrijpe volwassenen en schijnbaar volwassenen?

Je komt als toeschouwer ogen en oren tekort om het allemaal te proberen te volgen. De veelsoortige muziek van Britten wordt door dirigent Karel Deseure met het orkest van de philharmonie zuidnederland in alle nuances sterk gebracht. Tientallen, meestal heel jonge, zangers treden aan in de rollen van elfen, gewone mensen en hovelingen. Ze doen dat allemaal voortreffelijk en overtuigend – ik noem maar tamelijk willekeurig: Leonie van Rheden, Marc Pantus, Jan Wouters, Ted Black, Ed Ballard, Liesbeth Devos. De kinderen zijn hartveroverend in de ernst waarmee ze hun verwarring laten zien.

Maar ronduit verpletterend is actrice en aerialist Dreya Weber in de rol van de vliegende elf Puck. In Brittens opera is dat een spreekrol, maar omdat er zoveel muziek omheen is, merk je dat nauwelijks. Als Puck, de razendsnelle en daardoor ook weleens wat slordige elf, is zij voortdurend in beweging. In een – gelukkig! – onontwarbare lintenchoreografie en -acrobatiek vliegt, klimt, zwemt en zweeft zij alles uit en weer aan elkaar. Wanhopig is zij onze leidsman in de verwarring en daarmee in meerdere opzichten de stem van de regisseur, die ons misschien wil vertellen dat de illusie nu eenmaal is, dat het leven bij het ontwaken niet altijd een midzomernachtmerrie is, maar wel degelijk een droom zou kunnen zijn.

Foto: Kurt van der Elst