‘Bid nu niet meer. Om niets. Een sterveling vindt nooit verlossing van het lot dat voor hem is bestemd.’ Deze zinnen uit de slotakte van Sofokles’ Antigone zijn cruciaal in Floris Vissers enscenering van Traetta’s vrijwel vergeten opera Antigona. Geen lieto fine, al helemaal geen Liebestod. Het koor en het publiek zien wat Creonte angstvallig niet wil zien, maar er is geen ontkomen aan wat hijzelf ruim drie uur eerder tijdens het Sinfonia in gang heeft gezet. Niet eerder klonk het slotkoor ‘Sorgi di Venere propizia stella, e il cielo illumina col tuo splendor’ zo wrang.

Het begint met een spel, nog voordat er een noot is gezongen. We zien de vier kinderen van Oidipous lieflijk bijeen. De zussen Antigona en Ismene zitten lachend bij een picknickmand, hun broers Policine en Eteocle gooien met een rugbybal. Het is idyllisch, bijna te idyllisch. Als het doek nog tijdens het Sinfonia voor de tweede maal opgaat, geeft Creonte vaderlijk glimlachend de jongens hun vaders kroon, die meteen ook inzet van het spel wordt. Nog is alles lieflijk, maar wanneer de opera daadwerkelijk begint, is diezelfde kroon de inzet van een verbeten broedertwist waarin voor de ogen van het geschrokken volk beiden elkaar van het leven benemen.

De troon is door vader- en broedermoord leeg. Meer uit plichtsbesef dan uit ambitie laat Creonte zich kronen: ‘Cedo al publico voto, e ascendo un trono.’ Om verder bloedvergieten te voorkomen, oordeelt hij op straffe van de dood  dat het lijk van Policine niet mag worden begraven. Vanaf dit punt volgt librettist Marco Coltelline grotendeels de klassieke toneeltekst van Sofokles, al schrapt hij de vrouw van Creonte en voegt behendig de blinde ziener en de wachtpost ineen tot Adrasto (Daniel Wagner), vertrouweling en boodschapper van Creonte. Essentieel is een grotere rol van het volk (het Opernchor des Theaters Osnabrück) dat in deze opera niet afzijdig commentaar levert, maar nadrukkelijk onderdeel van de handeling uitmaakt.

Verantwoordelijk hiervoor is Tomasso Treatta (1727-1779) die misschien wel meer dan Gluck de opera hervormde. Geen recitatieven waarin alle handeling zit gevolgd door aria’s die vooral een emotie verklanken zoals in de opera seria, maar duetten, trio’s, kwartetten en koorpassages die samen met de recitatieven zorgen voor een ononderbroken voortgang van het drama. Antigona, een van Treatta’s laatste opera’s en geschreven voor het hof van Catharina de Grote, is daarvan de overtreffende trap, waarin vrijwel elke aria veel meer is dan louter dat en naadloos overgaat in tegenstemmen die niet zelden het zojuist gezongene in een ander perspectief plaatsen.

De nuance van het andere perspectief speelt een grote rol in de tot in de kleinste details uitgewerkte personenregie. Natuurlijk, Sofokles’ Antigone is een familie- en liefdesdrama, toont een religieus en wereldlijk conflict, maar zeker in deze enscenering is niets eenduidig. Antigona, prachtig gezongen en gespeeld door Erika Simons, is niet de heldin die haar religieuze normen boven de wet stelt, Creonte (een sterke rol van Christian Damsgaard) niet alleen een wrede tiran.

Tekenend is de eerste scène waarin Antigona en Ismene treuren om hun zojuist gestorven broers. Waar Ismene (Lina Liu) twijfelt om tegen het gebod van Creonte in te gaan, reageert Antigana furieus en vereenzelvigt zich met Policine’s wrede lot. Meer en meer dwingt zij vervolgens Creonte in de positie van tiran, zelfs als dit ten koste van zijn eigen zoon Emone (Katarina Morfa) gaat, de verloofde van Antigona. Haar handelen wordt gestuurd door het familietrauma, rancune en het verlangen net als haar vader een martelaarsrol op zich te nemen. Wanneer Ismene haar in derde akte in het graf wil vergezellen, weigert zij dat daarom allerminst louter uit zusterlijke liefde.

Fraai is de wijze waarop Antigona op verschillende momenten de dolk bijna achteloos oppakt, niet als het afschrikwekkend wapen dat anderen daarin zien, maar als iets dat wezenlijk bij haar – en haar familiegeschiedenis – hoort. Hiermee stak haar vader immers de eigen ogen uit, doodden haar broers elkaar. Ook de kroon is veel meer dan slechts een kroon. Wanneer Creonte in de tweede akte zijn militaire kleding uitdoet en hem afzet, valt een last van zijn schouders en keert voor even de vaderlijke glimlach uit het begin van opera terug.

Opvallend is de rol van Policine, gespeeld door Kevin Ruijters. Na zijn crematie draagt Antigona zijn urn als tastbaar bewijs van haar leed én gelijk met zich mee. Als Creonte de urn niet zozeer uit woede maar uit frustratie om zijn rol in het familiedrama stukgooit, verschijnt Policine weer. Cruciaal is dat daarbij niemand deze schim ziet, alleen Creonte en Antigona. Vlak voordat Antigona alleen in het graf gaat, spreekt zij dan ook noch tot de bewaker van de doden, noch tot het volk, de vorst of haar zus, maar louter tot hem.  De zelfgekozen dood samen met Emone in de slotscène is daarom allerminst een Liebestod, maar ingegeven door het verlangen de profetie die lang gleden Oidipus trof tot in het uiterste te vervullen.

Vanaf dit moment wijkt de opera af van Sofokles’ drama en volgt een happy end, een lieto fine. Operaconventies spelen daarbij een rol. Maar ook dat Catharina de Grote weliswaar het Verlichtingsdenken omarmde, maar het al te ver voerde om een heerser louter als despoot af te beelden. Op ingenieuze wijze blijft Visser echter trouw aan Sofokles’ einde zonder de muziek of tekst van Traetta’s opera ook maar een moment geweld aan te doen. In het slotkoor – onderdeel van het ballet dat in deze productie verder is geschrapt – bezingt het volk nu weliswaar de kracht van Amor, maar richt zich niet tot de gestorven geliefden, maar verwijtend tot Creonte. Wanneer hij beseft wat er zojuist heeft plaatsgevonden, werpt hij als een gebroken man de kroon van zich.

Dankzij het even eenvoudige als weldoordachte eenheidsdecor van Dieuweke van Reij – we zien gedurende de hele opera drie wanden met een poort die in de derde akte ook naar het graf voert – leidt niets af van de handeling. Mede door de zeer effectieve belichting van Alex Brok is de toneelruimte zowel binnen als buiten de stad, terwijl het pleisterwerk zowel aan het oude als het moderne Griekenland doet denken. De gesloten ruimte symboliseert daarbij niet alleen de claustrofobische wereld van Antigona en Creonte, maar illustreert ook de beperkte bewegingsvrijheid van het volk. Hoewel de kostuums associaties met de jaren veertig oproepen, is de enscenering zo vooral universeel en tijdloos.

Net als koor en solisten speelt ook het Osnabrücker Symphonieorchester onder leiding van Andreas Hotz op opmerkelijk hoog niveau. Natuurlijk is niet alles perfect, niet elke inzet even scherp, en vergelijken met een internationaal operahuis als De Nationale Opera is weinig zinvol. Het is echter jaloersmakend om te bedenken dat een relatief kleine Duitse provinciestad een ensemble in huis heeft dat jaarlijks tientallen opera’s, ballet-, toneel- en jeugdtheatervoorstellingen produceert.

Meer dan twintig jaar liep Floris Visser rond met de wens deze opera uit te voeren. Vergevorderde plannen met het Orkest van het Oosten en het Nationaal Jeugd Orkest gingen om verschillende redenen op het laatste moment niet door. Door de samenwerking van Opera Trionfo met Theater Osnabrück is Antigona meer dan twee eeuwen na de eerste uitvoering eindelijk in Nederland en Duitsland te zien. Alleen dat is al een reden om deze indringende productie te bezoeken.

Foto: Jörg Landsberg