Een flinke dosis absurdisme en slapstick. Een vuist vol maatschappijkritiek en een uur meeslepende muziek: dat zijn de belangrijkste ingrediënten van Poulencs komische opera Les mamelles de Tirésias. De Nationale Opera zette het werk als onderdeel van het talentontwikkelings-programma op het repertoire. Niet in de grote zaal, waar momenteel Poulencs dramatische opera Dialogues des Carmélites wordt uitgevoerd, maar in de aangrenzende studio die plaats biedt aan zo’n driehonderd man publiek.

Het was zweten en buffelen voor de tien jonge zangers in deze flitsende voorstelling. Een voorstelling waarmee De Nationale Opera laat zien en horen dat het wel degelijk mogelijk is om met kleinschalige talentontwikkelingsprojecten producties neer te zetten die de moeite waard zijn. Niet alleen voor de jonge zangers, voor wie dit een berg aan praktijkervaring oplevert en die de afgelopen maanden zo te zien flink zijn begeleid. Ook voor het publiek, dat zonder groot orkest en overrompelende decors toch een buitengewoon vermakelijke enscenering kan meemaken.

Deze Poulenc (een coproductie met enkele buitenlandse operahuizen in een pianobewerking van Benjamin Britten) kan nog het best getypeerd worden als een muzikale wervelstorm, niet in de laatste plaats door de flinke tempi die het pianoduo Roger Vignoles en Edwige Herschenroder er op nahielden. Dat had soms best iets rustiger gekund, maar dat is dan ook het enige puntje van kritiek.

Alle kolderieke verwikkelingen spelen zich af rond de toog van een café in Parijs. Die toog blijkt halverwege de voorstelling zomaar te kunnen veranderen in een couveuse, of beter gezegd: een legbatterij aan baby’s. Les mamelles de Tirésias (uit 1944) is gebaseerd op het toneelstuk van Apollinaire waarin hij de opkomende feministische beweging (suffragettes) op de korrel neemt. Anno 2015 doet het allemaal wat gedateerd aan: vrouwen die weigeren nog langer kinderen te baren uit feministische principes. In de opera vindt de echtgenoot van de strijdhaftige Therèse echter een manier uit om kinderen te maken en weldra is het imaginaire land Zanzibar overbevolkt met schreiende baby’s.

Het is onzin, maar in de regie van Ted Huffman is het wel geniale onzin. Hij hield de voorstelling licht en komisch, zonder in platvloersheid te vervallen en gaf de enscenering – geholpen door een pittige choreografie –een enorme schwung en muzikaliteit mee. Er werd ook uitstekend gezongen en geacteerd door de jonge IJslandse zangeres Hrafnhildur Arnadottir en de Amerikaan Drew Santini. Lof ook voor het Nederlandse aandeel in de zangerscast, bestaande uit Jorne van Bergeijk, Rubén Plantinga en Mitch Raemaekers. Zij mogen met recht ‘zangers van de toekomst’ worden genoemd.

Foto: Hans van den Bogaard