In het programma Origin krijgen twee in ons land nog onbekende choreografen carte blanche van Scapino Ballet Rotterdam. Niet echt onbekend is de Israëlische stijl waarmee Lior Tavori groepsprocessen aanstuurt. Verrassender is het tegen de horror aanschurende surrealisme in de bijdrage van de Chinese Xingxing Gong.

In het programmaboekje van Origin vertelt Ed Wubbe hoe hij als jonge danser bij het Nederlands Dans Theater toestemming kreeg van Jiří Kylián om zelf een choreografie te maken, en hoe cruciaal dit was voor zijn verdere loopbaan. In zijn laatste seizoen als artistiek directeur van Scapino laat Wubbe nog eens zien hoe belangrijk hij het stimuleren van jong talent vindt. Het programma Origin laat het Nederlandse publiek kennismaken met twee choreografen die in eigen land aan de weg timmeren, maar hier nog geen voet aan de grond hebben gekregen.

Het programma opent met Kiss the Darkness van Xingxing Gong. De in de titel aangekondigde duisternis is alomtegenwoordig in het toneelbeeld. Zwarte banen stof zijn van de vloer tot in de toneeltoren gespannen, als een dreigend woud. Strak afgesneden lichtkegels bestrijken het toneelbeeld en doen denken aan de expressionistische zwartwitcinema van F.W. Murnau en Fritz Lang. De schokkerige motoriek, waarbij krachten van binnenuit de dansers lijken aan te sturen, roepen dan weer associaties op met Hideo Nakata’s Ringu en vergelijkbare Japanse horrorfilms. En als ik toch aan het namedroppen ben: de anonieme autoriteitsfiguren die af en toe verschijnen om danserslijven te manipuleren, bij te buigen en op te tillen, voegen iets uitgesproken Kafkaësks toe aan dit donkere universum.

Inspiratie putte Gong uit haar eigen kindertijd. Zij werd geboren als ongepland vierde kind ten tijde van het Chinese één-kind-beleid en werd pas geaccepteerd toen zij zich in haar tienerjaren ontpopte als danstalent. Maar ook zonder deze voorkennis overtuigt Kiss the Darkness als een persoonlijk getinte vertaling van allerlei jeugdtrauma’s. Even griezelig als esthetisch is de openingsscène, waarin twee dansers als een tweekoppige spin rondkruipen. Absurdistisch is de scène waarin een man een schoen meevoert aan een rode lijn, als een hondje. Charlie Chaplin ontmoet Samuel Beckett – om er nog maar eens twee namen tegen aan te gooien. 

In een organische afwisseling van soli, duetten en groepswerk maakt Gong optimaal gebruik van de technische en expressieve kwaliteiten van de zes uitstekende Scapinodansers, waarbij met name spinnenvrouw Sana Sasaki en schoenenman Ruochen Wang in het oog springen. Het is jammer dat Kiss the Darkness afsluit met een troostend – en eerlijk gezegd ook wat klef – duet op een melancholisch walsje van singersongwriter Damien Rice. Zo’n tekstgedreven liedje na een sfeervolle instrumentale soundtrack vol omineus krakende deuren levert een vreemde stijlbreuk op. Afgezien daarvan presenteert Gong zich als een interessante maker. 

In Killing the Butterfly, een groepswerk voor zestien dansers, tapt Israëliër Lior Tavori uit hele andere vaatjes: folkloristische dans, groepsdynamiek, en martial arts. Nou zijn dat dezelfde vaatjes waar landgenoten als Ohad Naharin en Hofesh Shechter al jaren met veel succes uit putten – ook op de Nederlandse podia. De stijl waarin Tavori opereert is dus wel bekend. Daarbij is de dramaturgie enigszins voorspelbaar. Na een machtsstrijd die zich afspeelt in en rond een soort zandbak maken enkele dansers zich los uit het macho strijdgewoel om de groep een alternatieve weg te wijzen.

Terwijl de titel Killing the Butterfly verwijst naar een harde realteit waarin het kwetsbare moedwillig vermorzeld wordt, kiest Tavori voor een hoopvol eind, waarbij alle dansers een voor een aansluiten bij een dynamische reidans. Het mag dan niet opzienbarend zijn: choreografisch zit het wel goed in elkaar, de performers lijken er erg veel plezier aan te beleven en onderhoudend is het ook.

Foto’s: Bart Grietens