Veertien scheepslui staan in het midden van een decor dat zowel binnen- als buitenkant van een schip op de grote vaart weergeeft; links drie krappe kooien boven elkaar en rechts een diagonaal omhooglopende wand die doet denken aan de boeg. Van de veertien zijn er negen danser en vijf muzikant. Maar nu zijn ze even met z’n allen de lucht die door de schoorsteen wordt geblazen: uit veertien kelen klinkt een aanzwellende toon. Trossen los, dit schip vertrekt. De groep waaiert uiteen en ontsteekt in een zeemanslied. (meer…)