De nieuwe ‘kartonnen’ muziektheaterproductie Orfeo van Steef de Jong begint al schitterend. Er komen twee achttiende-eeuwse jonge edellieden op. Die dansen een onnavolgbare cancan op muziek van Offenbach (van de operette Orphée aux enfers uit 1858). Ze lijken elk drie, vier benen te hebben, die rondzwaaien door de ruimte. Het blijken uite

Het is tegelijk simpel en ingewikkeld, ingenieus en grappig, juist omdat het uiteindelijk zo weinig met Orpheus te maken heeft en achttiende-eeuwse en negentiende-eeuwse elementen zo zorgeloos worden vermengd.

Door een vreemd toeval is dit de eerste muziektheaterproductie die ik van de jonge Steef de Jong heb gezien, dus kan ik me onbeperkt verbazen over wat hij met ogenschijnlijk primitieve middelen weet op te bouwen. Twee spelers, hijzelf en accordeonist Marieke Hopman, twee toneelknechten die onnavolgbaar vriendelijk en gewoontjes doen, stapels karton, waarvan als bij een uitklapboek kastelen en bossen worden gevouwen, en als hoogtepunt een schitterende gang door grotten van gekreukeld pakpapier, waar Orpheus met zijn Eurydice doorheen moet om te proberen de onderwereld te verlaten.

Die grote kartonnen decors worden op een geheimzinnige manier in het klein verdubbeld en dan weer vergroot geprojecteerd. Dan kunnen er ook extra figuren, een heel koor zelfs, vóór deze decors verschijnen, tegelijk primitief en gecompliceerd en altijd verrassend. De regie is van Ina Veen, ik vond de theaterkant van deze productie sterker dan de muzikale kant.

Verrassend is Steef de Jong ook als hij de mythe van Orpheus vertelt, de zanger die mensen, dieren en zelfs goden betovert en daardoor toestemming krijgt zijn op hun huwelijksdag gestorven jonge bruid uit de onderwereld te halen. De Jong begint met de Metamorphosen van Ovidius waarin een heel boek aan Orpheus wordt gewijd. Hij speelt de hertog van Mantua die de componist Monteverdi opdracht gaf voor zijn opera Orfeo, zo niet de eerste opera uit de muziekgeschiedenis, dan toch de eerste opera die repertoire heeft gehouden.

De hertog was het niet eens met het – droevige – einde: Orpheus heeft zijn geliefde uit de onderwereld gehaald, maar verliest haar weer, omdat hij de voorwaarde schendt, dat hij niet naar haar mag omkijken. Luchtig worden de problematische kanten van de alles bij elkaar 62 opera’s over Orpheus behandeld: waarom wordt er door Pluto zo’n draconische voorwaarde gesteld, waarom schendt Orpheus die willens en wetens, waarom is er altijd zo’n weerstand tegen het einde, of de opera nu slecht of goed afloopt?

Steef de Jong voert ook Apollo ten tonele, de vader van Orpheus, die in sommige opera’s ook als deus ex machina fungeert. Apollo heeft een vergelijkbaar verlies gedragen, hij doodde per ongeluk de door hem geliefde jongeling Hyacinthus met de worp van een discus en veranderde de jongen toen in een bloem.

Een ander belangrijk personage is keizerin Maria Theresia van Oostenrijk, die Gluck opdracht gaf voor zijn versie van Orfeo, de alles bij elkaar nu beroemdste opera over deze zanger. Ook Maria Theresia treurde om haar gestorven gemaal, Frans Stephanus, en moest zich troosten met een erfenis aan meubels, die zij lelijk vond, maar die haar toch dierbaar waren omdat zij van haar man waren geweest.

Zo wordt vrij terloops een belangrijke moraal geformuleerd. Niets staat vast, alles beweegt, niets is er voor eeuwig, ook het publiek niet; de schipper naar het dodenrijk Charon zegt op een bepaald moment veelbetekenend: ‘Tot ziens’, als hij afscheid van ons neemt. Het heeft geen zin te blijven treuren, het is beter de rouw om de verloren geliefde in iets anders om te zetten, een lied, zoals Orpheus doet, een hyacint, eventueel een collectie meubels.

En dat is tegelijk wat Steef de Jong ook doet, stapels karton omzetten in kastelen en paleizen, een ware metamorfose, en wat Ovidius doet als hij zijn geschiedenissen vertelt als verhalen over gedaanteveranderingen.

Het droevige einde van Orpheus, dat meestal wordt weggelaten, wordt ons nu niet bespaard: hij wordt verscheurd door een menigte woedende vrouwen, omdat hij zich na het definitieve verlies van zijn bruid tot de jongensliefde had bekeerd. Zijn afgehakte hoofd wordt in zee gegooid. Hier vormt dat dobberende hoofd dat blijft zingen in een bewegende kartonnen zee een prachtig, weemoedig beeld waarmee dit papieren drama besluit.

Foto: Bowie Verschuuren