Als er één ding niet Rotterdams is aan Patrick Laureij, dan is dat die uitdrukking waarmee de stad haar hardwerkende imago verkoopt: ‘niet lullen maar poetsen’. De stand up-comedian Laureij, geboren ‘op Zuid’, lult dat het een aard heeft en poetst niks. Bijna niks dan, want over zijn eigen imago haalt Laureij in zijn tweede avondvullende voorstelling met de even grootsprakerige als spottende titel Nederlands Hoop nog wel een doekie.

Kijk maar hoe hij opkomt: met een vijf meter hoge projectie van zijn schaduw, inclusief kenmerkende haarknot. Hier betreedt iemand de arena die na zijn winst van Cameretten en zijn debuutprogramma Dekking Hoog is neergezet als een groot comedytalent. En dat wil-ie wel effe laten weten. Een standupper die een jong publiek naar het theater haalt en dat zal hij ’s een poepie laten ruiken.

Hij zet zich neer als een snoevertje met een imponerende grote bek. Maar ach, prik er even doorheen en je gaat ‘m vergelijken met een kraanmachinist in de Rotterdamse haven. Die tijdens de lunchpauze in de schaftkeet op de begane grond de aanjager is van het aldaar gehanteerde jargon der macho’s en vuilbekkers. Maar die in de eenzaamheid van zijn hokje, hoog boven de bedrijvigheid op de pier, best wel eens een emotioneel moment heeft en een traan voelt wellen. Die langzaam wel in de gaten krijgt dat zijn nogal agressieve aanwezigheid zich tegen hem keert.

Op het podium staat dus een ruwe bolster, waarin ergens een blanke pit zit, maar zijn spel is dat hij die treiterend wegschopt als we daar een glimp van dreigen te ontwaren. Okee, hij wil aan het einde best met ons delen dat hij een aantal jaren geleden een burn-out had en depressief was. En dat hij aan zichzelf heeft gewerkt bij een psych, een agressiecoach en yogalessen. Maar ook het traantje dat dan over zijn wang rolt, wordt met een grote bek weggewerkt. Voor subtiliteiten moet je niet bij hem zijn, die zouden in veel gevallen zijn stiel ook geweld aandoen. Verwacht van hem ook geen opzienbarende bespiegelingen over wereldproblemen en politiek. Die zijn al vanaf de lessen maatschappijleer op de middelbare school terecht gekomen in zijn ‘boeit-me-geen-tyfusprullenbakkie’. Inmiddels overvol.

Zijn verhalen, meestal zonder diepere betekenis, schieten alle kanten op. Vaak komt daarin zijn onbehouwen omgang met de medemens in allerlei situaties aan bod: in de tram, op de snelweg, tijdens de kickboks-training, in de autoshowroom of tijdens een concert van Kendrick Lamar. Het is grotendeels onbekommerd vermaak. Ook als het over helemaal niks gaat, verstaat Laureij als weinig anderen de kunst nogal geestig over dat niks te ouwehoeren. Zijn natuurlijke uitstraling en Rotterdamse tongval doen de rest. Daardoor blijf je aanhaken, ook al versiert hij die verhalen maar sporadisch met een echte knaller van een grap.

Gevaarlijk wordt hij nergens, wel ongemakkelijk als hij het over ‘de vrouwtjes’ heeft en ‘zijn neiging vrouwen te discrimineren’. Hij wint dit seizoen ongetwijfeld de ‘platheidsbokaal’ met zijn expliciete beschrijvingen van seks met ongestelde vrouwen, vingeren en rukken. En daarbovenop gooit hij nog wat feministvijandige observaties van zijn podium af, die alleen nog in die schaftketen in de Rotterdamse haven zijn te horen. En ook daar komt ie mee weg.

Foto: Jennifer Kunes