Een ontredderde kamerzoekende heeft niet alleen te stellen met de grillen van huisjesmelkers, ook de al aanwezige bewoners van een woning kunnen het bloed onder je nagels vandaan halen. Door absurde eisen te stellen bijvoorbeeld. Bewoners die hun rechten ontlenen aan niets anders dan het feit dat ze iets eerder succesvol waren in de loterij die ‘kamer gezocht’ heet. Vraag maar aan Myrte Siebinga.

De 24-jarige net afgestudeerde komt hospiteren voor een kamertje waar amper ruimte is voor een bed en een tafeltje. De nood is hoog dus ze veinst enthousiasme. Hoewel ze vergeten is het handboek Hospiteren kun je leren tot zich te nemen (les 1: kom niet te laat), weet ze met haar aandoenlijke charmes de twee reeds aanwezige bewoners in te palmen. Hoewel een van hun voorwaarden was: maak ons aan het lachen. En precies dat, zal blijken, is niet Myrtes sterkste punt.

In Myrte Siebinga zoekt een kamer van De Warme Winkel gaan uit de hand gierende twistgesprekken, absurde uitvergrotingen van de werkelijkheid én een portie klassiek vormingstoneel een verrukkelijke drie-eenheid aan. Opgedist door drie spelers (Marius Mensink en Mirthe Labree als huidige bewoners en Myrte Siebinga als woningzoekende) die in een moordend tempo niet alleen de draak steken met zichzelf maar ondertussen ook op bijna socratische wijze grote wereldthema’s behandelen. Arme Myrte, die na enkele inleidende manoeuvres, geconfronteerd wordt met de vraag ‘Ben jij islamofoob?’ en even later juist antwoord moet geven op de vraag of ze antisemitisch is. ‘Ik hou van onderwerpen met meer grijstinten’, brengt ze stamelend uit.

Met die grote vragen lijkt schrijver Vincent Rietveld het thema ‘ruimtegebrek’ van een bredere context te willen voorzien. Daarin passen ook de zogenaamde vragen van de mannelijke huisgenoot die Myrte dwingen tot onmogelijke keuzes. ‘Ik zeg toch niks, ik vraag alleen maar’, zegt hij glibberig, terwijl hij ondertussen met schijnargumenten tot de conclusie komt dat ‘als hij een wappie is Martin Luther King er ook een was’. ‘En de hele Franse Revolutie een revolutie van wappies was.’ Door het hoge tempo (soms lijkt de voorstelling wel een verbale pingpongwedstrijd voor drie personen) is er te weinig tijd om die redeneringen goed te volgen, laat staan te doordenken. Misschien hoeft dat ook niet en zijn het niet meer dan studentikoze speldenprikjes, bedoeld om de aandacht even af te leiden.

Want uiteindelijk draait het maar om één ding: de wanstaltige discrepantie tussen de woning- en kamernood enerzijds en degenen die daar nietsontziend misbruik van maken anderzijds. In een felle, wanhopige tirade aan het eind stelt Siebinga dit, met gebalde vuist, nadrukkelijk aan de orde.

Voordat het zover is, zijn we in deze regie van Rietveld met Bianca van der Schoot getuige van een sublieme choreografie voor drie personen die al mimisch een benauwde woning verbeelden op een totaal kale toneelvloer. Met niet meer dan enkele lichtchangementen (ontwerp: André Pronk) laat de groep dat huisje voor ons geestesoog verrijzen. De scène in de denkbeeldige piepkleine keuken is onvergetelijk.

En die poging van de kamerzoekende Siebinga om de huisgenoten aan het lachen te maken? Daarvoor lijkt welhaast het hippe woord cringe te zijn uitgevonden. Ai ai ai, wat een serie pijnlijk mislukte ongrappige grappen dist ze op. De actrice Siebinga maakt daar gelukkig een hilarische sketch van.

Foto: Sofie Knijff