Een man en een vrouw wonen naast elkaar, slechts gescheiden door een dun wandje. We zien van haar alleen een piano, waarop ze vol overgave speelt. Hij is volledig onder invloed van haar spel en zij lijkt zich daarvan bewust. Het is een interessant gegeven: twee mensen die elkaar kennen door de geluiden die ze van elkaar horen, zonder elkaar ooit te zien. In De kamer hiernaast van de Diamantfabriek staat dit concept centraal, maar helaas wordt het te matig uitgewerkt.

De jongen, een prima rol van mimespeler Jurriën Remkes, komt onder de sneeuw thuis, rillend van de kou. Zijn buurvrouw (pianiste en performer Teodora Stepanĉić) speelt bombastische fragmenten en onrustige, energieke melodielijnen op haar piano. Ze zuigt hem als het ware door de muur heen. Hij weet zich geen raad en neemt ongemakkelijke posities aan op de enige stoel in zijn kamer, valt ervan af in een spagaat, verstopt zijn hoofd in een koffertje en schuurt zijn gezicht langs de muur. In deze absurde choreografie probeert hij poses te vinden waarin hij slaap kan vatten, maar het allesoverheersende pianospel van zijn buurvrouw maakt het hem onmogelijk.

Regisseur Tatiana Pratley, dit jaar afgestudeerd aan de regieopleiding in Amsterdam, heeft de relatie tussen de twee buren absurdistisch verbeeld. Er wordt niet gesproken; de dwingende compositie van Diego Soifer bepaalt de handelingen van de jongen en het ritme van de voorstelling. Het vervreemdende spel van Remkes is in eerste instantie interessant, want het maakt zijn obsessie met de buurvrouw fysiek voelbaar. Maar op een gegeven moment gaat het irriteren doordat een noemenswaardige ontwikkeling uitblijft. De vraag rijst of hij de buurvrouw storend vindt, aangezien hij door haar niet kan slapen, of juist graag dichterbij haar wil komen. De spanning die vanaf het begin wordt opgebouwd wordt dan ook niet ingelost.

De vrouw lijkt zich bewust van haar ongeziene toehoorder, maar ook daar valt qua regie meer te halen. Waarom is er gekozen voor zo’n eenzijdige communicatie? Het was spannender geweest als ook zij geluiden van de buurman hoorde en ze op elkaar konden reageren. Nu werpt ze af en toe een blik naar de muur en lijkt het alsof ze voor hem speelt, maar haar interesse voor wat zich aan de andere kant afspeelt wordt amper uitgewerkt.

Na enige tijd staan ze ieder vol spanning aan hun eigen kant van de muur, elkaars aanwezigheid voelend. Er volgt een kleine choreografie waarbij hun bewegingen zijn gespiegeld. Iets daarvoor heeft de vrouw een boterhamzakje opgeblazen en dichtgeknoopt, een spannend element in een voorstelling waarin stilte schaars is en dus grote betekenis krijgt. Plotseling staat ze in zijn kamer met het boterhamzakje in haar hand. Hij stapt op haar af maar valt over zijn koffertje, en weg is ze. Hierop pakt hij zijn jas en maakt aanstalten om de kamer te verlaten, waarmee het stuk eindigt.

De muziek van Soifer is prachtig en het pianospel van Stepanĉić indrukwekkend, maar het concept had beter uitgewerkt kunnen worden. Nu blijft De kamer hiernaast muzikaal interessant, maar dramaturgisch aan de magere kant.

(De kamer hiernaast – De Diamantfabriek, foto: Robert Benschop)