Een dubbele rij witte stoelen maakt een ruime cirkel op de houten vloer van het toneel van de grote zaal van de Verkadefabriek in Den Bosch. Rook zwiert uitbundig rond als het publiek plaatsneemt. Even later zet het ‘Ave Maria’ in, in vele talen. De performers bewegen zich achter de stoelen, prevelend, sprekend, bijna zingend. Na het gebruikelijke amen volgt een donkerslag. Fluitiste Dodó Kis laat alleen adem uit haar instrument vloeien. Een streep licht kruipt door het donker over de vloer naar haar voeten. Iets verderop in het donker van de cirkel stopt danseres Fumiyo Ikeda haar handen in de lichtbundel, trillend, grijpend. De ruisende adem, het rokende duister en de vingers lijken een variant op het scheppingsverhaal, maar dan met godinnen in plaats van die ene god.

Net als in Missa Homo Sacer (2020) en Missa Mater Sola (2022) probeert componist, schrijver en zanger Timo Tembuyser ook in Missa Mama Nova met een groep zangers en zijn teksten het evangelie te herschrijven. Waar Missa Homo Sacer een zoektocht verwoordde van een dolende adolescent (een verloren zoon, een Jezus), is de aandacht in de daaropvolgende stukken verschoven naar de positie van moeder de vrouw, die voor verbinding en relatie staat, voor zorg en aanvoelen, voor positieve waarden. Maar dit vrouwbeeld moet op zijn beurt ook weer bevrijd worden, zo blijkt in Missa Mama Nova.

Zoals in Homo Sacer de intrigerende vertellingen uit een Vlaamse jeugd voor tegenwicht zorgden bij de bezwerende teksten over een ellendige en onrechtvaardige wereld, wist in Mater Sola de dans van Fumiyo Ikeda de gezongen religieuze betogen te voorzien van een belichaamd tegenwicht. Dat helpt enorm, want de teksten van Tembuyser over immense thema’s als het lot van de wereld en het geweld dat mensen elkaar sinds heugenis aandoen, zijn misschien op hun plaats in een mis, maar in het theater doen ze toch wat algemeen en leerstellig aan.

In Mama Nova dient de aardse moeder bevrijd te worden van haar lijdende rol, haar zwijgen en incasseren, zo begrijp ik uit de gezongen verzen. Het heeft iets wonderlijks om de conflatie van een lijdende Jezus met een incasserende, rouwende Maria gade te slaan, maar transvrouw en zangeres Mara Snip weet dit aspect in de loop van de voorstelling op ontroerende wijze voor het voetlicht te brengen.

Terwijl er solo en in koor gezongen wordt, versterkt door microfoons en vaak louter op het eigen ritme, ontstaat er in de muziek een steeds weer terugkerende cadans. Dat versterkt het idee van een gebed of een betoog zeker, maar muzikaal is het ook zeer voorspelbaar. Datzelfde geldt eigenlijk op het niveau van de katholieke en christelijke referenties en het patriarchale dat ermee verbonden is. Het blijft allemaal zeer tekstueel. ‘Is the womb a tombe, where we can hide?’ Terwijl Snip uitlegt hoe zij moeder en vrouw is, roert de transformatie van haar lichaam, iets wat ook de mis of het ritueel past. Dat geldt niet voor de andere performers en voor de meeste scènes.

Dat mensen door samen te zingen zichzelf en anderen kwetsbaar of gevoelig maken is een feit. Maar in Missa Mama Nova worden de teksten als in een ouderwetse mis over ons heen geflikkerd. We mogen er als publiek mee doen wat we willen. Van een choreografische inzet, zoals in de credits wordt geclaimd, is eigenlijk geen sprake, ook al is de opstelling in de ruimte anders dan gebruikelijk. Dat Tembuyser bovendien vaak zelf het hoogste woord voert, als een ware messias, bevestigt toch een bepaalde hiërarchie. Het collectieve in de samenzang komt uiteindelijk vaak neer op volgen. En de volheid van de compositie gunt het publiek nauwelijks een moment van bezinning, iets waarvoor in de traditionele mis reeds iets was bedacht.

‘Laten we 7000 jaar teruggaan’, zingt Tembuyser het uit, ‘laten we de beschaving opnieuw doen’ impliceert hij. Het is precies dit oer-utopische verlangen, het a-historische of a-politieke ervan, dat iedere mogelijke spanning bij voorbaat weghaalt. Nergens wordt het utopische verlangen door zelfbevraging of historisch besef op de proef gesteld. Tembuyser overschrijft het oude evangelie met een nieuw evangelie, een nieuwe openbaring.

Het samen zingen, in soms prachtige en complexe toonverhoudingen, is zeker een toonbeeld van collectieve inspanning, van vertrouwen en moed, maar dat dit samenwerken en aanvoelen het geweld de wereld uitkrijgt, moeder de vrouw van haar zwijgende lijden zal verlossen, iedereen zichzelf zal laten zijn én een stem zal geven, doet wel erg eenvoudig aan.

De grootste uitdaging, naast de rol van Snip, was eigenlijk Tembuysers eigen, verbolgen vragen naar een god de vader en Maria als godin-moeder: waar zijn ze als je ze nodig hebt? Die insteek, in het begin van de voorstelling, zette de boel onder spanning, vanwege de mix van persoonlijke en metaforische lagen. Al met al vormen de missen een interessante voedingsbodem voor het schrijven en componeren van Tembuyser, maar om de heilige mis niet alleen op zijn kop te zetten, maar ook in een ander gareel te krijgen, is er toch meer nodig.

Foto: Leo Maki