Door de bekende sprookjes (en voor de liefhebber ook door de teksten van Hans Dorrestijn) hebben de stiefvader en stiefmoeder als opvoeders een behoorlijk negatief imago gekregen. Door de verhalen van Andries Tunru over ‘de vriend van zijn moeder’ in zijn sterke voorstelling Marmer wordt dat beeld zeker niet positief bijgesteld.  

Bij Andries Tunru thuis in Culemborg – vier kinderen, moeder en haar vriend, de stiefvader – werd aan het eind van de dag de rekening opgemaakt van het Pluimenspel. Ieder kind was de dag begonnen met tien pluimen. Voor elke goede daad kreeg je er een pluim bij, voor elke misstap ging er een af. Bij voorbeeldig gedrag kon dat wel oplopen tot vijftien pluimen en kon de gelukkige aangeven wat er de volgende dag werd gegeten.

Andries eindigde meestal boven de streep en dat liet hij de ‘netto negatieve kinderen’ triomfantelijk merken. Tsja, dat systeem klinkt misschien zo gek nog niet, maar de kinderen waren dus wel de hele dag enigszins verkrampt bezig met de stand van zaken. Tunru vertelt geen angstaanjagend verhaal over geweld, maar zijn stiefvader hield het gezin wel in een beknellende wurggreep. Deze narcistische, onberekenbare, borderliner met smetvrees sloeg niet. Tunru: ‘De blauwe plekken zitten van binnen.’

Toen hij na zes jaar wegliep was de opluchting bij de kinderen én de moeder groot. Toch kunnen we die man dankbaar zijn, want de jonge Andries had zich staande gehouden door middel van humor, hij redde zich improviserend uit netelige situaties. Met andere woorden: zonder die naarling geen goede cabaretier Tunru.

Uit bovenstaande zou kunnen worden afgeleid dat Marmer een zwaar therapeutisch programma is. Allerminst. Het vleugje dramatiek blijft weliswaar de hele avond rondzweven, maar het licht en de luchtigheid waarmee Tunru zijn programma lardeert brengen Marmer perfect in balans.

De drie introstukjes zijn om te smullen: eerst een lieflijk huiselijk tafereel, dan heel grappig uitleggen dat zijn Indische uiterlijk geen basis vormt voor zijn cabaretmateriaal: ‘Ik zie er wel Aziatisch uit, maar ik ben niet praktiserend.’ Het openingsdrieluik wordt besloten met het geestig en dodelijk afslachten van het fascistoïde Tweede Kamerlid dat bij weldenkende mensen een ernstige vorm van allergie veroorzaakt: Gideon van Meijeren van Forum voor Democratie.

En zo dartelt Tunru door de avond. Hij vertoont zijn improvisatiekunstje in liedjes na gesprekjes met wat bezoekers (waarbij hij heel slim hennep op Nieuw Vennep laat rijmen) en haalt wat makkelijke grappen uit het tv-programma Een huis vol. Maar waar het werkelijk om draait is de vraag: hoe zal het zijn als hij straks kinderen krijgt? Tunru gaat binnenkort trouwen, heeft een huis gekocht (‘Van jullie geld..’) en dan komt de kindervraag. Maar hoe zal hij zich dan gedragen? Is hij er wel geschikt voor of heeft hij onbewust toch wat van die nare eigenschappen van mijn stiefvader meegekregen? Blijft de herinnering aan Culemborg (oh, wat een mooi lied heeft hij daarover gemaakt) doorwerken?

Zonder overdreven emotioneel en dramatisch te worden smijt Tunru een vraag op tafel die werkelijk van levensbelang kan zijn. Heel indrukwekkend. Wat deze recensent betreft, mag Tunru zeker de komende tien dagen bepalen wat er wordt gegeten.

Foto: Jaap Joris Vens