Andries Tunru is ‘best lekker’, zoals hij het zelf zegt. ‘Maar zoals een lid van een boyband.’ Het vijfde, sneue, ideale schoonzoon lid, welteverstaan. Voor wie het niet meteen ziet, hoeft hij alleen maar even tof de zaal in te wijzen en een paar aanstellerige coupletten te zingen. Ja, het is een goede vergelijking. 

In Theorie gaat gelukkig over interessanter zaken dan boybands, muziek speelt wel een grote rol. Met vlot gebruik van een loop station en zijn stem creëert de energieke cabaretier soepeltjes backbeats voor zijn gezingzegde teksten en raps. Over hoe moeilijk het leven is als je eenmaal volwassen bent. Over een zoektocht naar structuur en een groter plan. En zijn wens om zich als overprikkelde ADHD’er te verstoppen onder een zwaartedeken en alle chaos buiten te sluiten.

Allemaal meer of minder expliciet geïnspireerd door de coronacrisis. Als zelfbenoemde ‘man van de ratio’ herkent Tunru in alle mensen een zoektocht naar de structuur achter de chaos, die hij slim verbindt aan zijn eigen jeugdervaringen. Want als achtjarige was hij een kind van God. En mocht hij in de kerk zijn religieuze versie van Gangsta’s Paradise voordragen: Gods paradijs.

Met veel verbeeldingskracht wekt hij zijn verhalen tot leven. Grijze kerkgangers zijn als ‘bloemkolen met gezichtjes’, de katholieke kerk ‘de Efteling’ van het christendom. Maar ook met zijn thematische terzijdes weet hij te verrassen. Zoals een vergelijkende interpretatie van een weke, verwende stadshaspel tegenover een robuste, hardwerkende plattelandshaspel. (Ja, die stoere verlengsnoer.) Of een bezoek aan de garage, dat uitmondt in een gijzeling van een maffiapraktijk. 

Het lijkt erg ongedwongen allemaal; Tunru laat zich graag afleiden door de zaal, heeft het misschien ietsje te gezellig met de eerste rij, zegt alles wat in hem opkomt. Maar bestraft zichzelf ook als er iets nieuws gebeurt. Hoofdschuddend, lachend, weggedraaid: ‘waar gaat deze voorstelling naartoe, echt’. Dan lijkt controle toch belangrijker dan ongedwongen improviseren met de zaal. Een rappe tong is zowel een kracht als een valkuil.

In zijn energieke, fysieke uitwerkingen herken je collega’s als Jochem Myjer, Lennette van Dongen en Ronald Goedemondt, maar is nog ruimte voor meer Andries Tunru. Zo toont hij zichzelf achter het loop station en met zijn zelfspot. Met zijn verhalen rond de boyband en de religieuze gangsterrap schept hij beelden die je dolgraag tot leven zou zien komen. Geschepte verwachtingen die je de hele voorstelling blijven plagen, en – tot ieders verrassing en plezier – heerlijk worden ingelost. 

Foto: Super Formosa Photography