Het verhaal van Puccini’s Madama Butterly (1904) zal de kenners niet onbekend zijn: een Japans meisje trouwt een Amerikaanse officier. De Amerikaan begeert haar, maar maakt zich ook snel uit de voeten. Het meisje blijft achter en blijft van hem houden. Waar de opera vooral kijkt naar het Japanse meisje vanuit een westerse blik, draait regisseur Satoko Ichihara in haar toneelbewerking de rollen juist om: wat als de Amerikaan begeerd wordt? Hoe kijkt Japan anno 2023 naar Amerika, en naar zichzelf?

Madama Butterfly is onderdeel van ITA’s jaarlijkse Brandhaarden Festival, dat dit jaar in het teken staat van Female Voices. De voorstelling, een coproductie van Q Theatre Company uit Tokio en Theater Neumarkt uit Zürich, rijt Puccini’s opera met geestdrift aan stukken en zet hem met precisie weer in elkaar. Waar in het origineel het hoofdpersonage wordt gekaderd door de westerling, wordt de westerling hier terug gekaderd. Tegelijkertijd wordt onderschreven hoe diepgaand het effect van de westerse blik op Japan is geweest.

Dat wordt direct al duidelijk in de eerste akte, waarin een millennial haar zinnen heeft gezet op een ‘mooi’, wit uiterlijk. Honderden jaren aan oriëntalisme en westerse invloeden komen voorbij en hebben haar overtuigd. Als ze die looks zelf niet verkrijgen kan, besluit ze een Amerikaan op te pikken en zo zijn genen door te geven aan haar kind. ‘Stel je voor dat je een dier bent, en dat ik je opjaag’, verleidt ze hem. Dat botst met de blik van de Amerikaan – hier geen officier maar een onderwijsassistent – want hij ziet haar óók als een dier. Wie fetisjeert wie?

De scenografie (Stefan Britze, Juan Ferrari) voegt daar een extra laag aan toe. Naast een collage van projecties op witte gordijnen, die het speelvlak in een benauwde kleine driehoek afsluiten, bestaat het decor uit een lijst binnen een lijst. Het is een extra kader dat de toeschouwer dubbel bewust maakt. Er is een derde blik aanwezig, namelijk die van ons.

Dan komt de tweede akte, en die doet daar nog een schep bovenop. Met een vette stijlbreuk kantelt de voorstelling om en zien we de acteurs (Kyōko Takenaka, Yan Balistoy en Sascha Ö. Soydan) in gesprek met de ‘regisseur’ (gespeeld door Brandy Butler). Twee van de drie acteurs zijn Duitstalig, dit is immers een Zwitserse coproductie, wat een vloeiend intertalig (Japans, Duits en Engels) gesprek oplevert, waarin elk zijn eigen moedertaal spreekt maar de anderen wel verstaat.

De spanningen van het fictieve verhaal sijpelen door tot achter de bühne. Daar blijken identiteitstheater, diversiteit en uiterlijk hete hangijzers te zijn, wat de makers aan den lijve ondervinden. Producent en programmeur hebben hun eigen agenda’s en limieten, en de regisseur moet het maar doen met het lokale acteursensemble. Dat deze acteurs niet passen bij wat zij wil maken, dat is dan maar pech.

Het is een sterk staaltje ironische reflectie, waarin wordt blootgelegd dat instituties en makers met alle goede wil van de wereld nog niet zomaar de middelen kunnen heksen om een vraagstuk zo groot als representatie op te kunnen lossen. Madama Butterfly stelt zodoende stellige vragen, gelukkig zonder met kant-en-klare antwoorden te komen.

Wanneer het narratief wordt voortgezet in de derde akte, wordt de spanning uit het onderonsje daarvoor meegenomen. Nu zien we het laatste deel van het verhaal: de zoon, jongvolwassen, die tegen dezelfde problematiek aanloopt als zijn moeder, maar dan omgekeerd. Hij wil zich juist ontdoen van zijn westers uiterlijk. Achter zoon en moeder zien we nu ook de frustratie van zojuist. We zien de institutionele vooroordelen die zowel de personages in 1904 als de acteurs in 2023 plagen.

Madama Butterfly is schatrijk aan subtiel in elkaar gevlochten thema’s die alle met elkaar van doen hebben. Puccini’s opera is zowel voertuig om de thema’s en context van de opera zelf te exploreren, als voorbeeld van hoe het verhaal zelf nog steeds akelig relevant blijkt.

De voorstelling neemt geen blad voor de mond. De teksten zijn poëtisch en vaak grof, zeker als het om vrouwelijke seksualisering gaat. Niet zelden is Ichihara ook letterlijk in het benoemen van de thematiek. Die rauwheid maakt de voorstelling intellectueel, urgent, en steengoed. Juist door het beestje bij de naam te noemen, komen de boodschap en de emotie daarbij hard binnen: sinds Puccini is er bar weinig veranderd in hoe er geobjectiveerd wordt, en het is tijd om daar eens pissig over te worden.

Foto: Philip Frowein