In Language neemt Vanja Rukavina de term lecture performance wel heel letterlijk: 75% van de voorstelling neemt de vorm aan van een gortdroog hoorcollege. De sporadische theatrale ingrepen zijn dan ook nog eens van wisselvallige kwaliteit.

Theatermaker en acteur Vanja Rukavina laat zijn publiek met het toneelbeeld al weten wat ons te wachten staat: een eenzaam spreekgestoelte in het midden van een verder lege speelvloer. Language ontvouwt zich in eerste instantie dan ook als een onopgesmukte lezing, waarin Rukavina met ons zijn liefde voor talen deelt. Een taal leren, zo legt hij ons uit, is niets minder dan een nieuwe blik krijgen op de realiteit. Door de mogelijkheden en onmogelijkheden van een taal wordt je denken gestuurd – als je, zoals de sprekers van het Guugu Ymithirr, de woorden ‘links’ en ‘rechts’ niet kent en in plaats daarvan alles met windrichtingen aanduidt, sta je fundamenteel anders in het leven.

Rukavina voert ons zo langs allerlei weetjes over taal, maar helaas blijven zijn beweringen wat te veel in pseudo-wetenschappelijkheid steken. De lezing ontstijgt nergens het niveau van een matig interessante Ted-Talk omdat hij steeds de positie van een enthousiasteling kiest, in plaats van die van een expert. Het vermoeden rijst dat de research voor deze voorstelling zich heeft beperkt tot Wikipedia en de taalstudies die Rukavina al volgde.

En dat is een probleem, omdat het grootste deel van de voorstelling zich tot de vorm van een lezing beperkt en dus geheel en al van die inhoud afhankelijk is. Het hoogtepunt van Language is dan ook het moment waarop de maker het na een half uur opeens over een andere boeg gooit: plotseling schakelt hij over naar zijn moedertaal, het Servo-Kroatisch (om politieke redenen overigens een beladen term, waardoor Rukavina het liever het ‘ons’ noemt), om zijn relatie tot die taal uit te leggen. Achtereenvolgens gebeurt dat ook met het Japans, het Koreaans en het Engels. In deze passage maakt Rukavina op prachtige wijze tastbaar wat hij daarvoor alleen maar besprak: hoe identiteit en taal samen kunnen vallen. Het is een genot om de rijkheid van de verschillende talen die Rukavina min of meer machtig is te kunnen ervaren.

Helaas is de tweede theatrale ingreep die de voorstelling kent minder geslaagd. Rukavina raakt aan het slot van de voorstelling zo bedwelmd door zijn eigen propaganda dat hij in een soort identiteitscrisis terechtkomt. Dit is vormgegeven met een kitscherige video-animatie van Peter van Til, die wel een gevoel van chaos weet te veroorzaken maar inhoudelijk zo plat is als een dubbeltje.

De slotmonoloog, die het voorgaande in eerste instantie op kwetsbare wijze verbindt met een persoonlijk gevoelde noodzaak, verzandt uiteindelijk ook in gemakkelijk sentiment. Language heeft in zowel artistiek als inhoudelijk opzicht te weinig om het lijf: Rukavina besteedt veel te veel tijd aan de infodump aan het begin om zijn voorstelling in dramatisch opzicht nog tot leven te laten komen.

Foto: Sanne Peper