Binnenkort is het 70 jaar geleden dat een proces tegen de dichter, journalist en PvdA-politicus Fedde Schurer in Leeuwarden ontaardde in een wilde veldslag. Omdat de rechter had besloten dat de zaak in de kleine zaal van het gerechtsgebouw moest plaatsvinden konden veel mensen het proces niet bijwonen. De demonstratie daartegen werd uiteengeslagen met inzet van brandspuiten en knuppels. Die dag, vrijdag 16 november 1951, staat sindsdien bekend als knuppelvrijdag, in het Fries kneppelfreed.

Schurer, die toen hoofdredacteur was van de Heerenveensche Koerier, stond terecht omdat hij de magistratuur beledigd zou hebben. In een commentaar had hij een kantonrechter ‘kinderachtig, beledigend en treiterend optreden’ verweten omdat hij verboden had Fries te spreken in de rechtszaal.

In de voorstelling Kneppelfreed is die zaak tegen Schurer een soort ijkpunt. In een slimme mengeling van feit en fictie onderzoekt schrijver Bouke Oldenhof wat taal betekent voor je identiteit. De feiten zijn een aantal rechtszaken die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Naast die tegen Schurer zijn dat de zaak tegen de Fryske Organisaasje foar Kulturele Autonomy (FOKA) die in 1974 Nederlandstalige plaatsnaamborden had overgeschilderd en, het meest recent, de rechtszaak tegen ‘blokkeerfriezen’.

De fictie is het personage (hartstochtelijk gespeeld door Ali Zijlstra) dat opdraaft in het eerste bedrijf, een anonieme Friezin die terecht wil staan. Een misdaad heeft ze niet begaan, daar gaat het niet om. Ze voelt continu onrecht omdat ze niet altijd en overal haar moerstaal kan spreken en dat pikt ze niet langer. ‘Ik wil een statement maken. Ik kom in verzet.’

Plaats van handeling is de imponerende grote zaal van het Paleis van Justitie in Leeuwarden. De rechter, soeverein gespeeld door Joke Tjalsma, hoort het vlammende, bij vlagen wanhopige betoog van ‘de verdachte’ aan. Ze kan echter weinig voor haar betekenen. Geen strafbaar feit dan ook geen zaak. Als de verdachte zegt dat het niet lang meer duurt voordat ze een wet gaat overtreden merkt Tjalsma’s droogjes op dat ‘het niet verplicht is om misdaden te begaan’.

Het is de toegevoegde advocaat (een sterke rol van Martijn de Rijk) die de zaak tegen Schurer oppert. Door een rechter te beledigen kan je gedaagd worden. Zo krijgt de verdachte toch haar zaak, zou je zeggen. Maar ze vindt het maar niks. Die hele kwestie was een woordenspel. ‘Is dat beledigen? Als ik iemand wil beledigen dan scheld ik hem de huid vol’.

Het gaat de vrouw om iets heel anders. Ze wil zich nergens hoeven te verantwoorden voor haar taal. Ze kan het niet echt uitleggen, zegt ze, maar ‘taal is een gevoel’. Het raakt aan haar identiteit. Ze wil leven in een Friesland waar ze altijd haar eigen taal kan spreken. In een visioenachtige tekst schetst ze hoe ze de stemmen van schoolkinderen in het Fries tegen de muren hoort echoën.

Het zijn de woorden van Abel Herzberg die haar aan het wankelen brengen. De advocaat en schrijver Herzberg had Fedde Schurer in hoger beroep verdedigd in een gloedvol betoog. Dat betoog had haar geraakt. Maar nog niet overtuigd. Als hij haar uitlegt dat als ze onbelemmerd Fries mag spreken de liefde voor de taal zou verdwijnen, vraagt ze zich vertwijfeld af ‘wat ze dan wil’.

‘Dat is een probleem’, antwoord hij. ‘Weten wat je wil als niemand je tegenwerkt’.

Ze barst in tranen uit.

Foto: Lucas Kemper