Comedian Rayen Panday heeft een bekeuring gekregen omdat hij op zijn telefoon zat in de auto, en ergens is hij daar best blij mee. Een boete, legt hij uit in zijn nieuwe programma Karma, is namelijk een tastbaar oordeel. Het is misschien niet leuk maar wel lekker duidelijk. Hoe anders is dat met het karma-principe uit het hindoeïsme: aan het eind van je leven worden al je daden, woorden en gedachten door God gewogen en pas dan wordt je lot bepaald: reïncarnatie of nirvana.

En Panday heeft zijn daden nog wel tot op zekere hoogte onder controle, maar zijn gedachten zijn andere koek. Ter illustratie vuurt hij meteen een aantal goed foute grappen op de zaal af – die (over karma gesproken) tijdens de première in het Oude Luxor Theater met luid gelach onthaald worden.

Dat hij zo bezig is met zijn karma heeft ook te maken met zijn huidige levensfase. Hij is net veertig geworden en dus, als het meezit, zo ongeveer op de helft. Dan ga je automatisch de balans opmaken. Wat moet hij in de tweede helft veranderen om onder de streep toch uit te komen op goede karma? Dit rode lijntje is niet zozeer bijster origineel of aanleiding voor bijzonder spannend materiaal (veel relatiegedoe en ander huis-tuin-en-keukenleed), maar bindt zijn spervuur aan grappen en uitwaaierende anekdotes wel handig bij elkaar.

Als veertigjarige vrijgezel (‘dan doe je bij het kijken naar porno vooral inspiratie op voor je interieur’) probeert hij, in sommige gevallen met behulp van de zaal, te traceren waar zijn eerdere relaties op stukgingen en daar lering uit te trekken. Volgens de psycholoog heeft hij zowel bindingsangst als verlatingsangst, al zou hij vanwege dat eerste van dat tweede weinig last moeten hebben. Zijn zachtere anekdotes lardeert hij steevast met lompe grappen en andersom. Zo is Karma negentig minuten aan ambachtelijke en vermakelijke comedy, maar ook enigszins gevaarloos en qua dynamiek wat statisch.

Pas vlak voor het einde weet Panday echt te raken, als hij liefdevol vertelt over de band met zijn beide oma’s, die gelijktijdig maar op totaal verschillende wijze zijn gaan dementeren. Ook bouwt hij een prachtig eerbetoon in aan zijn vorig jaar plotseling overleden regisseur Wimie Wilhelm, met wie hij sinds de start van zijn carrière in 2008 samenwerkte en die deze première-avond eigenlijk achter in de zaal had moeten zitten. Hij vertelt hoe ze samen lange autotochten maakten, over hun laatste telefoongesprek, en hoe moeilijk het was om dat gesprek te beëindigen. Dan zien we Panday ineens écht alleen, verweesd en kwetsbaar.

Zo krijgt deze sympathieke viering van ploeterend leven, een ontroerende finale. Panday profileert zich als feilbare twijfelaar, die het meestal goed bedoelt maar soms genadeloos over de schreef gaat. Iemand die er achter zijn vrolijke masker al een half leven over doet om minder bang te worden en daar waarschijnlijk ook de tweede helft voor nodig zal hebben. Desalniettemin zou hij reïncarnatie verkiezen boven nirvana, daarvoor is het stuntelende leven hem toch te lief.

Foto: Jurriaan Hoefsmit