Onbekend: zo heette het zomerse Parade-programma 2016 van Harry Piekema, de innemende filiaalhouder van Albert Heijn. Sinds hij de commercial beëindigde leeft Piekema in een spanningsveld tussen een van televisie bekend gezicht en de onbekende man die achter dat gezicht schuilgaat. De première van Man wil trap op met lampje, de schouwburgversie van Onbekend, is na de première op 6 november in de Kleine Komedie wisselend ontvangen. Nu zijn we enkele weken verder, en in elk geval is de samenhang gegroeid. Voorstellingen ontwikkelen zich na een première, dat is de les die we daarvan kunnen leren.

Het Fulcotheater in IJsselstein is de plaats van handeling. De zaal is gretig en Piekema benoemt de toeschouwers als ‘zinhebbers’. Mensen die vol verwachting een voorstelling bezoeken. Vooraf konden mensen per briefje vragen inleveren en die zou Piekema tijdens de voorstelling beantwoorden. Hij grabbelt in de kist. Het publiek speelt een grote rol in Man wil trap op met lampje. Met het grootste gemak, in een charmeoffensief, legt de cabaretier contact met de toeschouwers. Je moet daarvan houden, in elk geval houdt ‘IJsselstein’ daar erg veel van.

Een keur aan onderwerpen passeert de revue. Mij trof het meest de liefde die de negenjarige Piekema opvat voor de Matthäus Passie die hij hoort dankzij een juffrouw van de lagere school. Op zijn verjaardag wil hij niets dan Bach horen, maar zijn vader en oom Piet hebben voorkeur voor James Last en de verzamelalbums Alle 13 goed uit de jaren zeventig. Het is een magisch moment uit de voorstelling dat gitarist Erik Rutjes – die een fenomenaal muzikant is – heel langzaam de openingsakkoorden van de Matthäus speelt. Er zit meer hogere cultuur in Piekema’s solo: zijn jonge zoons vertelt hij graag de Griekse tragedies van Oidipous, Heracles en Medea. Zijn afkeer van het Franse chanson illustreert hij treffend met een verfomfaaide versie van Paris, s’éveille.

Piekema is een Amerika-liefhebber. Hij laat dat treffend blijken uit enkele songs met de autoharp, waaronder zijn versie van If You Don’t Know Me By Now en meer wat rauwer blue-grass vertolkingen. Aan mij zijn die bijzonder besteed. In het decor staat de trap uit de titel, waarop hij even klimt om het lampje neer te leggen: dat is dan ook meteen gebeurd. Sfeervol olielicht omkranst de speelvloer.

En dan, onvermijdelijk: Albert Heijn. ‘Toen ik stopte met waar u mij allemaal van kent…’ Dat zijn de openingswoorden van de voorstelling. Via vragen uit het vragendoos komt Albert Heijn vanzelfsprekend aan de orde. Of hij daar zijn boodschappen moest doen? Ja. Of het als een keurslijf was? Ook dat. Maar nu heeft hij zich daaraan onttrokken. Ondertussen speelde hij een mooie rol in de voorstelling Borgen door het Noord Nederlands Toneel. Er heerst ook een mooie boosheid in Piekema. Zijn tirade tegen de Nederlandse seizoenswisselingen en liefhebbers van Vivaldi’s Die vier Jahreszeiten is werkelijk schitterend. Hij imiteert bezoekers van het Concertgebouw: ‘Ben benieuwd wat we gaan beluisteren met welke dirigent?’ Wat anders dan die ‘verdomde vier seizoenen’. Onmiskenbaar is Man wil trap op… sinds de première sterk gegroeid. Piekema heeft een overtuigende toneelaanwezigheid maar de associatieve vorm van lied, sketch, publieksparticipatie is misschien toch nog te los. Regisseur Wimie Wilhelm zou strenger, strengst, allerstrengst moeten zijn. Dat neemt allemaal niet weg dat ik meer dan bijzonder door het optreden werd geboeid. Het dilemma tussen bekend-onbekend blijft boeien.

Foto: Rob Becker