Je zou de jonge Yinka Kuitenbrouwer een artistiek antropoloog kunnen noemen. Ze maakt theater op het speelterrein dat ‘mens’ heet, en ze is niet bang op dat modderige veld haar handen diep in de grond te steken. Haar tweede voorstelling Kan dus niet zet (opieuw) het het fragiele proces van menselijke zingeving in het licht.

‘De dingen naast elkaar zijn vaak even waar.’ Het is de kern van Kan dus niet maar eigenlijk ook van HonderdHuizen en bij uitbreiding van de (prille) methodiek die Yinka Kuitenbrouwer (1990, Amsterdam) in haar ontluikende oeuvre lijkt te hanteren. Die methodiek bestaat erin dat Kuitenbrouwer via een theoretisch kader (lectuur) maar ook via een veldonderzoek – interview, observatie, ervaring – een grote hoeveelheid materiaal verzamelt rond een thema. Dat onderwerp presenteert ze haar publiek schijnbaar ‘neutraal’ – als een tekst opgebouwd uit naast elkaar staande uitspraken/stellingen/inzichten, zonder dat zij als maker morele uitspraken doet.

Het hele idee van ‘neutrale montage’ is natuurlijk een illusie – het blijft Kuitenbrouwer die selecteert, knipt, plakt en ordent – maar de vlakke (in de zin van: horizontale) dramaturgie legt de opdracht van betekenisgeving toch sterker in het kamp van de kijker. Hij moet zich uit de veelheid aan naast elkaar geplaatste stemmen en gedachten een geheel eigen waarheid samen puzzelen, op basis van zijn eigen referentiekader.

In HonderdHuizen was deze opdracht aan het publiek ver doorgedreven. Kuitenbrouwer interviewde honderd mensen van verschillende achtergronden en in verschillende situaties over wat ‘thuis’ voor hen betekende. Hun gecomprimeerde verhaal kreeg een plekje in een alfabetisch geordende fichebak. Gezeten in een klein houten huisje, voor een intiem publiek, haalde Kuitenbrouwer in iedere voorstelling op aanwijzen van de toeschouwers andere steekkaarten boven (‘Kies een letter’) en creëerde zo iedere keer een totaal nieuwe aaneenschakeling van verhalen.

De veelheid (honderd!), de repetitiviteit (de rituele handeling waarmee ze elk verhaal aanvatte) en de volstrekt arbitraire verbanden die ontstonden zorgden ervoor dat er elke voorstelling een ander maar telkens toch universeel ‘portret’ leek te verschijnen van de mens en zijn eeuwige worsteling met het bekvechtende duo geborgenheid en vrijheid. HonderdHuizen werd geselecteerd voor Circuit X en Big in Belgium en won op de Edinburgh Fringe de TotalTheatre Award voor Best Emerging Artist en een Fringe First Award.

Sinds 2017 is Kuitenbrouwer stadsresident bij het Gentse kunstenhuis Vooruit en voor de voorstelling Kan dus niet voerde ze opnieuw een intens vooronderzoek. Gedurende drie maanden had ze gesprekken met jongeren van haar eigen leeftijd met psychische stoornissen, maar ook met begeleiders, psychiaters en familieleden. In een psychosociaal centrum in Elsene nam ze deel aan de activiteiten. Kan dus niet is het artistiek-documentaire ‘onderzoeksrapport’ van haar gesprekken en ervaringen daar en sterker nog dan bij HonderdHuizen klopt hier het procedé van de nevenschikking, dat terugkomt in tekst en scenografie.

Daarover gaat het namelijk ook inhoudelijk: over de verbanden die de wereld zinvol en begrijpelijk maken, over wat er gebeurt als mensen worden losgescheurd uit die overkoepelende verbanden, als de realiteit uiteen lijkt te vallen in afzonderlijke en dus onbegrijpelijke entiteiten. De dingen naast elkaar zijn vaak even waar – of even onwaar, je kan er geen houvast in vinden. Het particuliere is volstrekt particulier, een blauwe muur kan voor iemand anders evengoed rood zijn – het is inbedding in cognitieve verbanden en sociale afspraken die betekenis geven.

Kuitenbrouwer staat alleen op een bijna lege scène, in een hoekje achteraan staan wat dagdagelijkse gebruiksvoorwerpen (een krukje, een waterkoker, een kamerplant) op een hoop. Kuitenbrouwer begint live maar op bepaalde momenten neemt haar geregistreerde stem het van haar over. Als een weerkerend mantra begint een groot aantal zinnen met ‘Iemand…’ en de dubbele betekenis daarvan is mooi: iemand die géén niemand is – maar wel om het even wie, het zou ook jij of ik kunnen zijn.

In dat ene woord zit de gelijkschakeling van de psychiatrische en de niet-psychiatrische ‘patiënt’. Ook wij behoren tot al die ‘iemanden’: ‘Iemand valt uit de tijd./Iemand valt uit de wereld.
/Iemand weet niet hoe ze moet bestaan.
/Iemand zegt: heel het leven is zo’n strompelend gedoe. Iemand vraagt: En wat doet dit allemaal met jou?/Onderweg naar huis valt mijn fiets uit elkaar.’

Hoewel Kuitenbrouwer de enige performer is, doet ze er net zoals in HonderdHuizen behoorlijk wat aan om zichzelf als dusdanig weg te cijferen; ze is een antropoloog van de structuralistische stempel. Dat verraden haar bescheiden houding en zachte stem, maar ook de stemregistratie, die de afstand tussen haar persoon en haar vertelling nog vergroot. Het geeft haar tegelijkertijd de handen vrij om met de voorwerpen in de weer te gaan. Ze doet een poging die een plekje te geven verspreid over de scène – lees: de verbanden te herstellen, de ‘dingen’ in een zinvol kader te plaatsen. Vergeefs, want ze doet dat niet als denkend en oordelend subject, maar willekeurig in het rond lijmend, een beetje zoals iemand woorden na elkaar plaatst zonder de syntaxis van de taal (van het leven?) te kennen. De realiteit is dat de realiteit uit niet meer dan materie bestaat, voor elke zinvolle interpretatie van de space in between is een subject nodig. Maar Kuitenbrouwer ‘objectiveert’ zichzelf voortdurend, ultiem zelfs door zichzelf als voorwerp tussen de voorwerpen te plaatsen, als een ding tussen de andere, nevengeschikte dingen.

Je zou kunnen zeggen dat Kuitenbrouwer net zoals in HonderdHuizen ook in Kan dus niet minder de ‘auteur’ dan wel de ‘facilitator’ is van haar eigen voorstelling. Toch is de impact niet dezelfde, verschijnt dat beeld van ‘mens’ in Kan dus niet maar moeilijk voor mijn geestesoog. Ik denk dat daar twee redenen voor zijn. De eerste is het gebrek aan intieme setting en de factor toeval (het publiek kiest de volgorde van de verhalen) – een procedé dat in een zaalvoorstelling niet haalbaar is. Het format van de nevenschikking is in Kan dus niet een geënsceneerde nevenschikking, geen reële. Het publiek heeft niet echt hand in de voorstelling, waardoor je sneller in een passieve, afstandelijke kijkhouding wordt gezet.

De tweede is de grotere beperktheid en welomlijndheid van het thema. Hoewel Kuitenbrouwer veel moeite heeft gedaan om de perceptie van ‘een voorstelling rond psychiatrische patiënten’ om te buigen tot ‘een voorstelling over hoe we elk afzonderlijk de wereld percipiëren’ blijven het vooronderzoek en het materiaal toegespitst op één specifieke ‘problematiek’. Dat maakt het moeilijker om te verbinden. Iedereen heeft een huis (of net niet), maar niet iedereen heeft op de een of andere manier een band met de psychiatrie.

Uiteindelijk is het resultaat dat Kan dus niet een klassiekere ‘vertelvoorstelling’ is dan HonderdHuizen, dat eerder een intieme ervaring was. Kuitenbrouwer vertelt haar voorstelling met de overtuigende naturel en oprechtheid die haar als actrice zo kenmerken. Dat de voorstelling dan toch een vrijblijvendheid achterlaat die Kuitenbrouwer zelf als maker vreemd is, is stof om verder te onderzoeken.

Foto: Michiel Devijver