In Het nut van Edo Dompelmans slaan nieuwe makers Jasper Stoop en Simme Wouters opnieuw de handen ineen, onder de vleugels van Orkater/De Nieuwkomers. In een vernuftige monoloog ontvouwt zich het leven van ene Edo Dompelmans, die al twintig jaar in zijn kringloopwinkel werkt en nu tegen absurde, onthutsende problemen aanloopt.

Het is een monoloog waarbij de twee muzikanten verdekt zijn opgesteld in het decor. Stoop en Wouters wisselen de rol af: de ene avond speelt de een en musiceert de ander, de volgende avond is dat andersom. Ze worden bijgestaan door muzikant Radek Fedyk.

Edo (op de première gespeeld door Jasper Stoop) verwelkomt ons in zijn kringloopwinkel en vertelt over vroeger, zijn familie en klasgenoten, en over hoe je kunt weten of je gestoord bent of niet. Hoe vind je daar bewijs voor? Hij meent erachter te zijn gekomen dat de mensen om hem heen zijn veranderd in apparaten. Nu moet hij ze beschermen tegen hongerige kopers.

Simme Wouters toont zich een begenadigd schrijver. In goed afgemeten doseringen wordt een reeks aan thema’s en onderwerpen aangetikt. We maken kennis met Edo’s vroegere thuissituatie, zijn angsten en dromen, maar ook met de (on)meetbaarheid van ‘nut’, inspirerende docenten, vervangbaarheid, hoe vroeger het nu blijft beïnvloeden, en complotdenken en paranoia.

Stoop speelt Edo ingetogen: met hangende schouders en timide inborst, maar ook zeker van zijn zaak. Er is een fijne afwisseling tussen onzekerheid en kordaatheid. Edo is iemand die altijd door iedereen over het hoofd is gezien, maar nu, voor het te laat is, voor één keer een keuze voor het goede wil maken. Daar klampt hij zich aan vast.

In een ander genre was Het nut van Edo Dompelmans een familiedrama geweest; hier is het maatschappelijk engagement subtieler. Er wordt gehint naar moeilijke thuissituaties, maar het stuk vindt zijn kracht in het licht absurdistische en magisch realisme van Edo’s perspectief. Los van of dit waar is of niet, los van of hij gek aan het worden is, centraal blijft de gekke crisis waarin hij zich bevindt.

Want wat doe je immers als je omringd wordt door apparaten die vroeger mensen waren? Nu staan ze hier nutteloos en hulpeloos te wezen in een kringloopwinkel. In dat gegeven zit dan ook de kern van de filosofie van de voorstelling: als je je nut verliest, dan word je afgeschreven. Alles moet tegenwoordig maar meetbaar zijn, iedereen moet zich competitief opstellen en continu het beste uit zichzelf halen. Edo vecht voor degenen die dat niet (meer) kunnen en gewoon willen zijn.

Dat vertaalt zich ook in het decor, een strak ontwerp van Lisanne Bovée. Stoop wordt omringd door een dertigtal op kleine tafeltjes geplaatste apparaten – kopieerapparaat, kruimeldief, magnetron, tv’s, radio’s, koffiezetapparaat, ga zo maar door – die allemaal zorgvuldig zijn ingepakt in verhuisdekens. Het grijs met rode en gele strepen komt ook terug in de kostuums van Wouters en Fedyk: liefdevol beschermd tegen verhuisschade en de grote boze buitenwereld.

Die boze buitenwereld wordt vooral vormgegeven door een buurvrouw van Edo, die komt grasduinen en onderhandelen. De rivaliteit tussen hen wordt opgezweept in een door contrabas begeleid nummer, waarin Edo in half-Nederlands, half-Frans de quasi-dialoog tussen Edo en zijn buurvrouw heerlijk laat verhitten en escaleren. De muziek heeft een chanson-achtige kwaliteit die de sfeer net dat extra zetje geeft. Je waant je in Edo’s kringloopwinkel in een klein, verstild leven iets ten zuiden van hier.

Het nut van Edo Dompelmans is een schitterende, roerende ode aan de afdankertjes, aan de ‘nutteloosheid’, aan iedereen die zich niet in de ratrace kan of wil begeven, en aan iedereen die zich soms voelt als een vermoeid kopieerapparaat.

Foto: Julian Maiwald