Al jaren zijn schrijver Peer Wittenbols en regisseur Rob Ligthert verantwoordelijk voor succesvolle Oerolvoorstellingen als Hark&Sleg (2011) en Schiettent Rosa (2013). Voor hun nieuwe Hartkuiltje namen ze een donkere bladzijde uit de geschiedenis van het eiland als uitgangspunt, de difterie-epidemie uit 1886. 

‘Vier offers aan den dood
in eenentwintig dagen.
Hoe zwaar valt mij dat kruis,
toch moet ik ’t willig dragen
En zwijgen Gode wil
Die d’offers van mij vraagt;
Zijn doen is Majesteit,
Hij doet, wat Hem behaagt.’

Een tekst die wordt gezongen in Hartkuiltje. Het had een loodzwaar uurtje kunnen worden tussen de bomen in het bos van Hoorn, maar dat werd het zeker niet. Wittenbols legde het verhaal in de mond van twee kinderen, heerlijk naïef gespeeld door John Buijsman en Heidi Arts. Zij vertellen ons – of beter nog elkaar – hun levensverhaal zoals kinderen dat doen, opbiedend tegen de ander. ‘Ik werd zeeman en artiest.’ ‘Ja, en ik kreeg lang haar.’

‘En toen was ik ineens naakt en toen ging jij op mij liggen.’

Daar komen kinderen van. Het worden er vier.
Wimmetje (‘Hoe schrijf je dat?’ ‘Met een pen.’), Daantje, Dirkje en Lientje. De kinderen worden met minimale middelen voorgesteld door vier groentekistjes, die tegen de boom worden gezet. En dan de kersverse ouders bewonderend kijken. We zijn gelukkig.

Keimpe de Jong en Arend Niks verzorgen de muziek die soms een llieflijk walsje is, vertolkt met melodia en geimproviseerde buisklokken, dan weer het noodlot fraai verklankt door met hun voeten over metalen strips te lopen. Schrille geluiden die wedijveren met het gegons van de wind door de bomen. Want het noodlot komt, hoe dan ook. Eerst gaat de hond dood.

‘Hoe kan-ie nou ineens dood zijn?’ ‘Niet ineens, het duurde de hele dag’. ‘En nu?’ ‘ Nu is-ie nog steeds dood.’

In de kinderlogica bestaat iets pas als er een woord voor is dat is uitgesproken. Dus kun je een rampjaar nog even niet laten aanbreken door het nog even niet te noemen. ‘Ach nee, kunnen we niet nog even gelukkig zijn?’ ‘Nog even dan.’

Maar dan wordt het toch echt 1886 en krijgen de vier kistjes ineens een heel andere lading. De kinderen worden erin weggedragen die overleden aan wat begon met afgematheid, gebrek aan eetlust en drukking in het hartkuiltje. Daar helpt geen vader- of moedertjelief meer aan.

‘Doe es niet zo flauw, doe je ogen open. Doe es niet zo vies ruiken.’

Uit de speakers klinken kinderstemmen als uit een schoolklas. Ze zeggen rijtjes op. Maar het is niet de tafel van negen. Het zijn de namen van een generatie eilanders die verdween rond dat rampjaar. Neeltje Fabritius, Marieke Gosse, Doortje F. Hakvoorts, Dirk en Ida Cupido… Namen van ooit hier spelende kinderen, die er met deze voorstelling een fraai monumentje bij kregen.

Foto: Saris & den Engelsman