De voorstelling werd gespeeld op de vloer van de grote zaal van het Genkse cultuurcentrum, maar er waren geen toeschouwers aanwezig; je moest thuis kijken op je scherm naar de livestreambeelden. Er werd gefilmd vanop het podium, tussen de acteurs in. Dat bracht de personages wel dichtbij in zicht, maar eigenlijk bleven ze ver weg, ver weg van de nabijheid die de theaterkunst zo kenmerkt.

De eerste opvoeringen van Geel Hesje speelden afgelopen zomer op locatie op een groot industrieterrein vlakbij Leuven. Dat kwam toen coronaproof goed uit: de toeschouwers konden ver uit elkaar zitten. Via koptelefoons konden zij de acteurs verstaan, maar ze van op afstand zien was moeilijker. Een echte vrachtwagen, een scheurende motor en de entourage maakten het allemaal heel realistisch. Daarna kwam er in oktober een grotezaalversie uit. Die kon ik door corona niet volgen, en de reeks moest al snel stoppen vanwege het sluiten van de Belgische cultuurhuizen.

De voorstelling die gepland was in C-Mine in Genk zou wel gespeeld worden, maar kon alleen via livestreaming gevolgd worden. En zo zaten een paar honderd mensen achter hun scherm naar de rechtstreekse uitzending te kijken van een verhaal over mensen die in armoede leven en in opstand komen, en die in een tragische gebeurtenis terechtgekomen zijn.

Op het Belgische tv-kanaal CANVAS loopt momenteel de serie ‘De Onfatsoenlijken’. In elke aflevering hoor en zie je een drietal mensen, die boos en ontgoocheld zijn over de huidige politieke situatie. Ze voelen zich verraden door het systeem. Veel van de geportretteerde mensen leven in armoede. Ze worden bestempeld als onfatsoenlijk. Maar zijn ze dat ook?, is de uitgangsvraag van de reeks. Een van hen was de Fransman Jérôme Rodrigues die op een manifestatie van de gele hesjes geraakt was in zijn oog door een rubberen kogel. Je krijgt beelden te zien van de demonstraties en van de gewelddadige rellen waarbij politie en betogers in de clinch gaan. Jérôme vertelt dat door het agressieve optreden de politie zich gehaat maakt. ‘De flikken creëren zelf een flikkenhaat.’

Jérôme lijkt op het hoofdpersonage Ripper uit Geel Hesje (of andersom). Dat is een man van 57 jaar die toevallig bij de gele hesjes terecht komt, zich steeds fanatieker opstelt, een blijvend oogletsel oploopt bij een van de rellen, en acties organiseert. Hij voelt zich geen held, laat staan leider, want de gele hesjes kennen geen leiders. Zijn vrouw is een paar jaar geleden aan kanker overleden. Hij heeft het moeilijk met het afbetalingsplan van de ziekenhuiskosten. Hij woont bij zijn moeder in, en wordt financieel gesteund, zonder dat hij het hoort te weten, door zijn zoon. Die laatste is flik. Dat leidt op het einde van het stuk tot een dramatische ontlading tussen vader en zoon.

Auteur en regisseur Stijn Devillé heeft voor zijn stuk inspiratie gevonden in een waar gebeurd feit uit januari 2019 toen een vrachtwagen een betoger die op de wagen was geklommen omverreed en vluchtmisdrijf pleegde. Ripper is tijdens een grote blokkade op zoek naar zijn gewonde vriend, komt zijn vriendin Priscilla tegen, de thuisverzorgster van zijn moeder, en ook de bewuste vrachtwagenchauffeur, een vrouw. Verwijten, discussies over de strategie en de beweegredenen, woede-uitvallen, huilbuien en emotionele erupties wisselen elkaar af, mooi gedoseerd en zonder melodrama.

Aïcha Cissé, Kris Cuppens, Pieter-Jan De Wijngaert en Sara Vertongen leveren een knap en overtuigend ingeleefd spel. Tussen de scènes klinkt het gitaarspel van Geert Waegeman, en zingt Prisca Agnes Nishimwe schitterend sfeervolle, vaak rustgevende liederen in het Frans en het Engels. De twee grote spots die de vrachtwagenlampen voorstellen, het tegenlicht, de kleuren, de lege vloer, heel de enscenering is knap, net zoals ook het spel en de geëvoceerde personages. Maar het is de livestream die mijn beleving blokkeert.

Het Nieuwstedelijk heeft een nobele poging ondernomen om het stuk zo goed mogelijk op het scherm te krijgen. We volgen de acteurs vanuit hun kleedkamers door de gang naar de coulissen, zien ze opwarmen en dan de scène op gaan. De (vijf) camera’s registeren het spel vanop het toneel. Als toeschouwer zit je dus als het ware tussen de personages. Even is er een technisch probleem als het microotje van Kris Cuppens het begeeft. We zien de technici in de weer om het euvel te verhelpen, zoals op een voetbalveld de gevallen speler opgelapt wordt. Dat voorval maakt het ‘echt’ en charmeert.

We krijgen de spelers en hun treffende mimiek vaak in close-up te zien, we draaien met de gewaden van de zangeres mee.  Zo dichtbij om te zien, maar eigenlijk veraf. Totaalbeelden, zoals bij een live-opvoering, zijn er niet vaak. Nu wordt door de camera’s de kijkrichting bepaald. Ik wil bij een opvoering liever zelf bepalen wie of wat ik op de scène in het vizier neem, van totaalbeeld tot de mondbewegingen van een acteur. De stiltes die bij een opvoering zo sfeervol en bepalend kunnen zijn, gaan op het scherm verloren. De energie straalt niet over, hoezeer de acteurs ook hun best doen. De vierde wand overheerst heel letterlijk. Van een theaterbeleving is helaas geen sprake, de dynamische magie van theater in het hier en nu ontbreekt.

Ik heb alle lof voor de initiatieven van het Nieuwstedelijk om het theater in deze tijden levend te houden en naar de mensen te brengen, maar bij mij lukt het niet. Dat ligt niet aan de artiesten, maar aan het medium streaming zelf. Ik blijf op mijn theaterhonger zitten. Na wat ik op het scherm gezien heb, vermoed ik dat dat het qua thematiek, engagement, enscenering, spel, muziek en tekst een prachtvoorstelling moet zijn om mee te maken. Naar die ‘echte’ theaterbeleving kijk ik enorm uit.

Lees bij DeClaus Theatertekstkritiek een tekstbespreking van Geel Hesje van Stijn Devillé. 

Foto: Boumediene Belbachir