De context van de voorstelling Erve is natuurlijk meteen al overweldigend. Het is de voorstelling die Theater Na de Dam dit jaar voor het eerst opvoerde na de Nationale Dodenherdenking op 4 mei en nu herneemt ter gelegenheid van de Nationale Holocaust Herdenking.

De voorstelling speelt nu in de Amsterdamse broedplaats Plantage Dok, op een steenworp afstand van het Wertheimpark, waar een half uur eerder de herdenking plaatsvond, als besluit van de stille tocht vanaf het stadhuis naar het spiegelmonument ‘Nooit Meer Auschwitz’, en twee blokken verwijderd van het Holocaustmuseum dat over een maand opengaat, met daartegenover de Hollandsche Schouwburg, waar ooit Amsterdamse Joden werden geïnterneerd, op weg naar transport naar de concentratiekampen. Om de hoek staat ook nog het Verzetsmuseum.

Theater Na de Dam, ooit begonnen in Amsterdam ter gelegenheid van de 4 mei-herdenking, wil de Holocaust en de oorlog met jongeren herdenken door middel van theater waarmee ze kunnen zien dat de geschiedenis ook over hen gaat. Het is inmiddels landelijk uitgerold. Afgelopen jaar waren tijdens de veertiende editie 300 jongeren betrokken bij 42 verschillende projecten door heel Nederland.

In Amsterdam spraken jongeren onder leiding van theatermakers Jorn Laponder en Sofia de Valk met ouderen over hoe het was om jong te zijn in oorlogstijd, met een Joodse overlevende en een persoon uit het verzet. Erve is wat nog van die herinneringen overblijft, en wat de generatie van nu daarvan erft, en moet koesteren.

De jongeren die de voorstelling spelen hebben de teksten zelf geschreven en gemonteerd. De opdracht die ze zichzelf stelden was momenten van herkenning en identificatie te vinden met de tijd waarin ze nu leven. Voor deze gelegenheid is de versie van 4 mei ingekort.

Eén van de twee verhalen gaat over een verzetsvrouw die nu nog elke dag een stukje chocola eet omdat ze elke dag het moment wil herbeleven dat ze het voor het eerst weer proefde toen geallieerde soldaten het bij de bevrijding uitdeelden. Het andere gaat over een Joodse baby die verstopt in een schoenendoos aan de razzia’s ontsnapte en daarna van onderduikadres naar onderduikadres werd verhuisd, tot er een plek veilig genoeg was.

De vijf acteurs lopen met schoenendozen rond en openen die als ze hun teksten reciteren. Teksten over dat ze hopen dat ze gedurfd zouden hebben in verzet te komen – als ze soms nu al niet hun vinger durven op te steken in de klas. Of het nu fout kan zijn om niet in verzet te gaan. Of je toen of nu fout zou kunnen zijn als je wel in het verzet zat. Of je fout kunt zijn als je ergens voor staat. Of je fout kunt zijn omdat je jezelf niet fout vindt. Of je fout kunt zijn omdat je jezelf fout vindt.

AYOUB Ik ben fout omdat ik wil weten waar ik vandaan kom.
LUCAS Ik ben fout omdat ik niet weet hoe ik het moet vragen.
LYN Jij bent fout omdat je niet weet waarom ik fout ben.
LUCAS Ik ben fout omdat ik wil weten of ik fout ben.
SIEUWE Ik ben fout omdat ik wil weten of jij fout bent.
LUCAS Jij bent fout omdat jij denkt dat ik fout ben..
LYN Ik ben fout omdat ik wil weten of jij denkt dat ik fout ben.
AYOUB Ik ben fout omdat ik mezelf fout vind.

Een ander deel van de teksten gaat over de vrijheid van het nu waarin we leven. Waaronder paradoxalerwijs ook de vrijheid om die vrijheid te bedreigen valt. De vrijheid die, zoals de tekst stelt, ook inhoudt dat homo’s bang moeten zijn om hand in hand te lopen, de vrijheid voor transpersonen om in je gezicht te worden gespuugd, de vrijheid om als meisje nagekeken te worden als je je haar afknipt. Maar het is ook onderdeel van de vrijheid om te protesteren tegen onverschilligheid, om onverschilligheid aan de kaak te stellen als misdaad. De voorstelling is een gevoelig pleidooi voor de rationaliteit van de vrijheid.

Ik weet niet of het zo was bedoeld, maar aan het eind van de voorstelling deden zich – op futiel niveau natuurlijk – dilemma’s voor die situaties oproepen die zich toen als levensgroot moeten hebben voorgedaan, en zich elders in de wereld nog steeds voordoen. Namelijk als de groep uit de schoenendozen repen chocolade tevoorschijn haalt. Gaan ze die zelf opeten? En als ze naar de eerste rijen lopen om stukjes chocola uit te delen, krijgen alleen de voorste rijen iets? En als dat niet zo blijkt te zijn, is er genoeg voor iedereen? En aangezien ik in een hoekje van het publiek zit dat door toeval buiten het eerste bereik van de spelers valt, krijg ik dan nog iets, bizarre primitieve gevoelens van tekort gedaan worden, terwijl je desnoods straks langs de Albert Heijn kunt fietsen om zoveel chocola te kopen als je maar wilt. En als er eerst maar een klein stukje voor je overblijft en één van de spelers komt nog voor de zekerheid nog eens langs, zeg je dan dat je eerst maar een klein stukje hebt gekregen? Wat je nu voelt is zo futiel bij wat je je kunt proberen in te denken over de situatie van toen. Een klein beetje schaamte past wel, en als je dat beseft, en je denkt een beetje aan nu in vergelijking met de situaties van toen die de makers oproepen volgt ook enige loutering. En is dat ene stukje chocolade eventjes het lekkerste stukje chocolade dat je ooit hebt gegeten.

Het is een gevoelige voorstelling, door de jongeren met respectvolle schuchterheid gebracht, maar die natuurlijk ook door de gewichtige context niet kan nalaten te ontroeren.

Foto:  Michelle Urbiztondo