Heb je ook weleens het gevoel dat in onze tijd de wereld een beetje gekanteld is? Dat het vlak onder je voeten, waarop je dagelijks je best doet om die wereld met iets van balans tegemoet te treden, voelbaar aan het hellen is gegaan? Dat je daardoor net iets harder je best doet om je staande te houden? Dat gevoel geeft Each Time We Fall, A City Rises van Panama Pictures, dat gisteravond in de Verkadefabriek in ’s-Hertogenbosch in première ging.

De allesbepalende scenografie is van Sammy van den Heuvel. Het hellende vlak dat decor en vloer vormt vraagt echt iets anders van je benen en je rug om in evenwicht te blijven. De helling is behoorlijk steil en bovendien zweeft het witte vlak in de zwarte ruimte. De enige zichtbare bron van steun is een opstaande wand aan de linkerkant, ook wit. Dit decor lijkt een ijsschots in een nachtelijke zee, een brokstuk dolend door de oneindige ruimte of een dak hoog boven de stad, met alleen de nachtelijke lucht eromheen.

Zangeres Els Mondelaers staat er nochtans zeer geaard bij, alleen in het zwarte niets, op platte witte gympen en met de handen in de zakken van haar broekpak. Haar stem klinkt als een geest door de ruimte, ze zingzegt een reeks beschrijvende, poëtische regels. ‘Perspective is capsized’, vang ik op. Wanneer er als in een verhaal van Edgar Allen Poe in alle stilte een handvol mannen vanuit het donker bovenaan de helling tevoorschijn klautert, een voor een, het hoofd laag, de ellebogen breeduit gehoekt en met de ogen op haar, maakt ze onaangedaan plaats.

De mannen bevolken nu het vlak. Vijf heel verschillende lichamen, ze passen zich door achterover, voorover of opzij te hellen aan hun omgeving aan. Het is plotseling vol op het dak, nu. Sterk zijn de mannen. Acrobatisch en dansant. Hun bewegingen zijn vol nieuwsgierige energie. Ze spelen met de ruimte, verkennen hem. Ze klimmen tegen de wand omhoog en ontdekken dat je daar bovenop kunt lopen, ze zoeken de randen van hun speelvlak op en houden elkaar aan een hand binnenboord. Een van hen (de lange Nickolas van Corven) glijdt liggend op zijn rug en met zijn hoofd naar beneden de vloer af, dromerig traag van boven naar onder, terwijl een ander (Jefta Tanate) met een diagonale aanloop hoog en snel over hem heen springt, met opgetrokken knieën en de armen omhoog.

Eentje zoekt met een droeviger energie. Tarek Rammo voelt de diepte trekken, tuurt erin met stille ogen. Met Van Corven als zijn schaduw zoekt hij een manier om te ontsnappen. Mondelaers zingt en mixt aan haar console de muziek van componisten Anthony Fiumara en Strijbos & Van Rijswijk met haar stemkunst, terwijl Rammo aan de stil hangende trapeze zoekende loopbewegingen maakt en zich later vastberaden uit de ruimte probeert te zwaaien. Gitaren janken, Mondelaers haalt uit, creëert loops van haar melancholische frases en weeft die er doorheen.

Choreograaf Pia Meuthen en haar team hebben hun mix van circus en dans steeds verder geperfectioneerd tot hier in een soort hand-to-hand dans het samenspel van de mannen uit een doorlopend geheel van passen, positionering, intentie, timing en acrobatiek is geworden. Maar in plaats van een ‘schone’ doorlopende lijn tot in de vingertoppen is elke beweging hier doordesemd van de kracht die nodig is voor circuswerk. Handen en voeten, armen en benen worden niet om de beweging te verlengen gestrekt, maar blijven dichterbij een neutrale, altijd klaar om te grijpen, tillen of af te zetten.

Was in een eerder stuk als Portraits and Short Stories het decor nog een open opstelling van ropes, Chinese pole en trampoline, daar is nu alles opgegaan in dat ene stadse dak of die ijsschots, wat de verder verfijnde eenheid van het bewegingsmateriaal nog eens onderstreept. Wat blijft is Meuthens beeldtaal waarin lichamen in een ruimte elkaar van een contrapunt voorzien: op het naar beneden aflopende speelvlak houdt een man een ander boven zijn hoofd in een handstand, terwijl bovenop de schuin naar boven reikende zijwand twee andere mannen dezelfde handstand-act spiegelen. Als de een valt, landt hij op de witte vloer. Als de ander valt, wacht een peilloze diepte.

Het lichaam van de zangeres blijft letterlijk een Fremdkörper tussen die van de mannen. Niet alleen is ze de enige vrouw, ze blijft ook buiten de groep qua positionering, vertoon van kracht en verhaal. Misschien is zij niet zozeer een van de mensen in deze vertelling, maar de stem van de stad, de nacht, een geest. Misschien is zij de constante, de soort die als geheel nog wel blijft, terwijl de groep de generatie van nu is die worstelt met de gekantelde tijd en onderweg een enkeling moet laten gaan.

Foto: Rob Hogeslag