We staan tegen de zijkant van een ondergrondse gang aan de werf van de Oudegracht. Twee mensen lopen op elkaar af. Een fysieke worsteling volgt. Een jas valt uit het niets tussen ons in. Iemand rent weg, een trap op, de winkelstraat in. The Pusher, The Pulse is een theatrale dansroute door de nachtelijke Utrechtse binnenstad, losjes geïnspireerd op Bernard-Marie Koltès’ toneeltekst In de eenzaamheid van de katoenveldenCentraal staat de ontmoeting tussen een dealer en zijn (potentiële) klant.

De jonge theatermakers Peter Hendrikx en Nina Sondagh en gevestigd choreograaf Erik Kaiel werkten voor deze dansperformance samen met dertien jonge dansers van het Utrechtse DOX. We lopen een route langs verschillende locaties waar we steeds een korte choreografie te zien krijgen. Veel groepschoreografieën, veel streetdance, erg fysiek: bij de jonge dansers wordt steeds naar de grenzen van hun uitputting gezocht.

De dertien dansers barsten van de energie en dansen vol overgave. Er zitten volop spannende beelden en choreografieën tussen. De ingetogen breakdance in een zijstraat van het Buurkerkhof is een mooie verstilling. De krioelende massa die zich in de smalle strook onder de Domtoren tussen het publiek door werkt, is een esthetisch beklemmend beeld.

Maar gevaarlijk spannend wordt het op de Stadhuisbrug, als een groep bierdrinkende omstanders zich in de choreografie mengt en de dansers probeert van hun stuk te brengen – zonder in de gaten te hebben dat de voorstelling zo alleen maar naar een hoger level getild wordt. De dansers laten zich niet van hun stuk brengen, maar negeren de inmenging evenmin. Als toeschouwer proef je de spanning, je wordt geconfronteerd met je eigen positie binnen dit schouwspel, je wordt medeplichtig: de duistere figuren van de nacht zijn nu zowel de omstanders, de dansers en wijzelf als toeschouwers. En wiens kant moeten we kiezen?

De choreografie speelt zich het ene moment tussen het publiek af, dan weer op een afstand en dan weer een heel stuk verderop. Daarin zit de grootste kracht: je weet nooit vanaf waar er iets uit de nachtelijke straten zal opdoemen. De verschillende choreografieën die we tijdens de ‘haltes’ van deze route te zien krijgen, zijn afzonderlijk steeds de moeite waard, maar bij elkaar ademen ze allemaal min of meer dezelfde sfeer: die van gevaar, in de meest opgefokte zin van het woord. Tussendoor is het vooral rustig en gestaag de kudde volgen; dan ebt de spanning vaak volledig weg.

De fragmenten uit de toneeltekst van Koltès zijn, net als de beelden, schetsmatig en geabstraheerd – en vinden zodoende weinig weerslag. De manier waarop de dansers die teksten declameren, geeft het bovendien een overdreven heiligheid. Zo blijven het losse flarden, geïsoleerd van de beeldtaal.

De voorstelling is zaterdag en zondag nog op Tweetakt te zien: steeds na zonsondergang. Ik kan me voorstellen dat het met name op zaterdagavond een heel andere ervaring is als de dansers, net zoals nu op de Stadhuisbrug gebeurde, zich voortdurend moeten meten aan de ‘buitenstaanders’, de daadwerkelijke figuren van de nacht. Nu kregen ze bijna voortdurend vrij moeiteloos het podium dat ze voor zichzelf creëerden. Het zou de route spannender maken als ze ook dat verworven podium steeds moeten blijven verdedigen.

Foto: Kamerich & Budwilowitz / EYES2