Wat te doen als een groots opgezette en reeds verkochte productie door organisatorische problemen en personele onderbezetting niet kan doorgaan? Veel gezelschappen kiezen dan voor het annuleren van de tournee, maar de Nederlandse Reisopera kiest in het geval van Die Zauberflöte voor een semi-geënsceneerde versie. Op zich niet vreemd als je bedenkt dat alle solisten, koorzangers en musici al zijn gecontracteerd. Maar dat zo’n keuze een ietwat halfslachtig eindproduct oplevert, valt eigenlijk vooraf al te voorspellen.

Inhoudelijk beloofde het een interessante versie te worden, waarin prins Tamino zijn beproevingen zou doorstaan om onze ten onder gaande planeet te redden. Verfrissend ten opzichte van de traditionele en vrouwonvriendelijke insteek waar Die Zauberflöte als ‘vrijmetselaarsopera’ om bekendstaat. Maar in deze semi-concertante voorstelling is van enig engagement of inhoudelijke visie geen sprake meer.

Dat is toch enigszins bevreemdend, aangezien de voorstelling slechts tien dagen voor de première werd ‘omgebouwd’. Was het originele regieconcept van Floris Visser niet deels bruikbaar voor deze minder opzichtig geënsceneerde versie? Visser werd overgenomen door de jonge assistentregisseurs Stan Geurts en Anne Slothouwer, die zich beperkten tot een functionele mise-en-scène. Het decor is afwezig, het lichtplan non-descript en de kostuums lijken lukraak uit de opslag van de Reisopera te zijn geplukt. Maar muzikaal is deze Zauberflöte zeker sterk en interessant genoeg.

Het Phion orkest, in de Stadsschouwburg Utrecht geleid door Wolfgang Wengenroth, speelt vlot en precies. Doordat het orkest op het podium zit, blijft geluid soms een beetje ‘hangen’ in de kap. Een beetje versterking biedt hiervoor soulaas, hoewel de violen nog wat ruimer hadden mogen klinken. Op een paar momenten na, waarin Wengenroth iets te weinig ademruimte biedt, stroomt de muziek prettig meeslepend voort.

Ook qua solisten weet deze productie te boeien. De drie dames van de Koningin van de Nacht (Kristina Bitenc, Polly Leech en Anna Traub) zijn echte powervrouwen en sprankelen in hun samenzang. Sophia Theodorides zingt sardonisch en verleidelijk de rol van de Koningin. Ze mist misschien wat volheid en diepte maar maakt dit goed met klaterende colloraturen en scherpe hoge tonen. Bas Petri Lindroos is niet in iedere frase even trefzeker maar raakt met zijn warme laagte toch de kern van de strenge maar rechtvaardige heerser Sarastro.

Ster van de avond is Modestas Sedlevičius in de rol van Papageno. Zijn guitige slungeligheid past mooi bij de rol van wereldvreemde vogelvanger en vooral: ook buiten zijn eigen partituren stopt hij geen moment met acteren. Hij neemt daarmee risico iets te clownesk te worden, maar komt ermee weg door zijn sterke tekstbehandeling en warme bariton met scherpe dictie. Hij overschaduwt zo regelmatig zijn tegenspeler David Kerber, die prins Tamino speelt. Kerber heeft een sprankelende tenor maar zet zijn imposante volume veel te vaak in. Zijn spel en zang zijn nogal eendimensionaal. Dat wreekt zich vooral in gevoelvolle aria’s zoals ‘Dies Bildnis ist bezaubernd schön’, waarin hij meer als een pompeuze heldentenor klinkt dan als een tedere verliefde jongeling.

De drie jongens van het Münchner Knabenchor en Koor Consensus Vocalis kwijten zich muzikaal goed van hun taak. Het is alleen jammer dat ze door gebrek aan regie zo rommelig overkomen. Dat maakt de nieuwsgierigheid naar het oorspronkelijke concept van deze productie alleen maar groter. Voor wie een herkansing wil: coproducent Volksoper Wien neemt volgend seizoen de taak op zich om met deze cast en de oorspronkelijke makers een – hopelijk ook inhoudelijk interessante – volwaardige Zauberflöte te maken.

Foto: Marco Borggreve