Die Zauberflöte (1791) van Wolfgang Amadeus Mozart is niet de meest vrouwvriendelijke opera. Als het gaat om de man-vrouwverhouding is het muzikale meesterwerk zelfs tamelijk conventioneel. Het draait om ‘vrouwtje’ en ‘wijfje’, over ‘Mann und Weib, und Weib und Mann, reichen die Gottheit an’. Vogelvanger Papageno heeft voldoende aan eten, drinken en vooral slapen met een meisje. Hij lokt hen, als vogels, met zijn toverfluit, een symbool dat nauwelijks mis is te verstaan.

Daarom is het begrijpelijk dat regisseur Jorinde Keesmaat bij Opera Zuid een andere optiek wil. Dat uit zich visueel in de sterk kritische kostumering van de vrouwen, met name het kostuum van Papagena, de drie dames en Koningin van de Nacht. Ontwerper Leo van den Boorn heeft zich uitgeleefd in weelderige dracht die vrouwelijke lijnen extreem accentueert, als om de mannelijke blik bij voorbaat te prikkelen.

Inhoudelijk voegt de regie enkele nieuwe teksten toe, die de twee bedrijven bij wijze van proloog openen: Pamina, vertolkt door sopraan Lilian Farahani, introduceert en verdiept haar rol met citaten uit het werk van Simone de Beauvoir. ‘Ik wil eerst weten wie ik ben, voordat ik me aan de liefde overgeef’, zegt ze. En ook geeft ze een mooie herinnering van De Beauvoir ten beste over haar jeugd en haar verliefdheden.

Schitterend is het openingsbeeld waarin de belangrijkste personages in glazen kubussen naar voren worden gereden, alsof de duo’s Pamina en Tamino, Papagena en Papageno opgesloten zijn in hun levens – en dus in hun stereotype rollen. Hoe geliefd Die Zauberflöte nog steeds is, het libretto van Emanuel Schikaneder en de strekking van vrijmetselarij stelt regisseurs altijd weer voor problemen. De dialogen zijn lang niet altijd spannend en de beproevingen aan het slot die Sarastro (Bart Driessen) aan Pamina en Tamino stelt duren weleens erg lang, zoals deze zomer nog bleek bij de versie in het Steengroeve Theater Winterswijk. In de visie van Opera Zuid legt Keesmaat alle accent op de psychologische ontwikkeling van Pamina, de geroofde dochter van de Koningin van de Nacht.

En het moet gezegd: de Pamina van sopraan Lilian Farahani is de indrukwekkendste rol uit de voorstelling. In modern kostuum (kort paars jasje, donkere leren broek) draagt zij het verhaal: ze moet heel wat tegenspoed ondergaan: aanranding, een woedende moeder, zelfs Tamino (Peter Gijsbertsen) lijkt haar af te wijzen. Hij conformeert zich aan de priesterorde van Sarastro, wiens wijsheid hij hoog waardeert. Pamina reflecteert, denkt na, probeert een uitweg te vinden uit haar steeds ingewikkelder situatie.

Schitterend is de scène, weergaloos belicht door lichttovenaar Paul van Laak, waarin Pamina samen met Sarastro in hevige tegenwind zich overeind probeert te houden. Het decor van Ascon de Nijs is perfect ontworpen met grootse, duidelijke beeldtaal en dynamische scènewisselingen die prachtig aansluiten bij de altijd weer schitterende muziek, voor Philharmonie Zuid-Nederland (het orkest zelf noemt zich nogal verwarrend philharmonie zuidnederland) gedirigeerd door Benjamin Bayl.

Toch blijkt de feministische inzet niet echt door te zetten. Dat is interessant om over na te denken: is het libretto van Schikaneder uiteindelijk te sterk? Ook is het vreemd dat de rol van Papagena (Ginette Puylaert) in vergelijking tot die van haar evenbeeld Pamina ernstig is gereduceerd. Ze draagt een kostuum met reusachtige roze billen, en wat was nu juist waartegen Jorinde Keesmaat zich verzette. Haar zelfstandigheid is tot een minimum gereduceerd. Dat geldt ook voor de drie dames met diepe decolletés en felrood aangezette boezems.

De Papageno van bariton Michael Wilmering is gloedvol en overtuigend; Tamino echter wat bleek en braaf. De grote aria’s van De Koningin van de Nacht, door Lisa Mostin, zaten echt vol woede en wraak; dat geeft sensatie. Waardig is Sarastro door bas Bart Driessen. Hij draagt een enorm grijs kazuifelachtig kostuum. Hij maakt in zijn rol duidelijk dat het duo Pamina en Tamino in zijn ban komen.

Een detail roept ook vragen op: vogelvanger Papageno bespeelt niet de traditionele fluit, die qua muzikale klankkleur aansluit bij de orkestratie, maar hij bespeelt de mondharmonica die schriller van toon is. Hoorbaar had het orkest daar moeite mee. Aan het slot leggen de zangers hun overdadige kostuums af, en staan ze in ondergoed. Dat is een mooie verwijzing naar wat de kern van deze versie had moeten zijn, maar dat net niet was: niet blind staren op uiterlijk, maar doordenken, doorvragen, zoals Farahani dat in haar rol perfect doet.

Foto: Joost Milde