Mijn naam is Desdemona. Het woord, Desdemona, betekent ellende. Het betekent: onder een slecht gesternte. Het betekent: gedoemd. Misschien geloofden of verbeeldden of kenden mijn ouders mijn lot op het moment van mijn geboorte. Misschien gaf geboren worden als een meisje hen alles dat zij nodig hadden om te weten hoe mijn leven eruit zou gaan zien. (…) Zij hadden het mis. Zij kenden het systeem, maar mij kenden ze niet. Ik ben niet de betekenis van een naam die ik niet zelf heb gekozen.’

In de openingsmonoloog van ‘hun’ Desdemona geven Peter Sellars en Toni Morrison visitekaartjes af: Morrisons tekst is wonderschoon, en hier is de echtgenote die door Othello in een vlaag van jaloezie wordt vermoord niet louter een slachtoffer, zoals bij Shakespeare. Latere auteurs gaan vaker aan de haal met Shakespeares enorme erfenis. Denk alleen maar aan Rosencrantz en Guildenstern zijn dood van Tom Stoppard uit 1966. Maar Desdemona, dat op 15 mei 2011 in première ging tijdens de Wiener Festwochen en nu te zien is in het Holland Festival, heeft een bijzondere ontstaansgeschiedenis.

Tijdens een lunch met Toni Morrison, de zwarte schrijfster die in 1993 de voorlopig laatste Amerikaan was die de Nobelprijs won, deed Sellars zijn beklag over Othello. Hopeloos achterhaald vond hij de manier waarop Shakespeare de zwarte Moorse generaal in Venetiaanse dienst gebruikt als vehikel voor reflectie op ons instinctieve racisme. En Desdemona was hem te lief, teveel de perfecte vrouw. Boring. Tot Sellars’ verrassing was Morrison het niet met hem eens. Zij daagde hem uit zelf eens een Othello te regisseren. Dat deed hij, in 2009 in New York. Othello werd toen gespeeld door John Ortiz, een lichtgekleurde Latino, Desdemona door Jessica Chastain en Jago door Philip Seymour Hoffman. Afgezien van Chastain kreeg de productie in de VS overwegend slechte kritieken. Sellars zou het publiek zijn visie veel te nadrukkelijk inpeperen.

Intussen deed Morrison iets anders. Zij gaf Desdemona een nieuwe, eigen theatertekst. Vanuit het hiernamaals blikt zij terug op het tragische leven dat Shakespeare voor haar uitstippelde en gaat zij af en toe in dialoog met Othello en anderen. Haar tegenspeelster is Barbary, de voormalige zwarte dienstmeid van Desdemona’s moeder en een van Shakespeares beroemde ‘ontbrekende vrouwen’, zoals Sellars het uitdrukt in zijn zelfgeschreven inleiding bij Desdemona. In Othello verschijnt Barbary niet op het toneel; ze heeft zelfs geen tekst. Ze komt slechts voor in één zin aan het einde van de vierde akte. Desdemona zingt een liedje, de Willow song, en vertelt aan Emilia, haar eigen meid en Jago’s vrouw, dat zij dat heeft geleerd van Barbary, die tijdens het zingen stierf aan een gebroken hart.

In het zeventiende-eeuwse Londen – Othello ging in 1603 in première – stond ‘Barbary’ voor ‘Afrika’, en dan vooral voor Noord-Afrika. Voor de Berber-piraten, die regelmatig Britse koopvaarders plunderden en de bemanning wegvoerden als slaven. De nauwe verwantschap met ons woord ‘barbarij’ is dus geen toeval. Morrisons Barbary is de personifiëring van de zwarte vrouw die niet alleen zingt over haar eigen ‘soort’ maar ook ons witten een spiegel voorhoudt. In Desdemona wordt zij gespeeld door de beroemde Malinese zangeres Rokia Traoré. Gezongen, vooral, met begeleiding van Traoré zelf op gitaar en vier andere zwarte Afrikanen: twee muzikanten op ngoni, een West-Afrikaanse luit, en kora, een soort harp, en een achtergrondkoor van twee vrouwen. De muziek is rustig en rijk tegelijk, een kabbelende stroom als drager voor de emoties die Traoré uitdrukt in haar zang en teksten – van verhalend via moraliserend-bezwerend tot wanhopige hartenkreten. De uitvoering van deze complexe mix is van het hoogste niveau.

Hetzelfde geldt voor Tina Benko, de Amerikaanse actrice die Desdemona speelt. Ondanks een zware verkoudheid sleepte zij haar publiek dinsdag helemaal mee in de gevoelens en gedachten van haar personage. Het spannendst zijn haar dialogen met Othello, die zij gestalte geeft door haar Engels te kruiden met een subtiel Afrikaans accent – een waagstuk dat gemakkelijk kan ontsporen, maar hier precies op de rails blijft. Heel mooi zijn ook de lichteffecten waarmee James F. Ingalls de trage, maar onverbiddelijke epische en emotionele rollercoaster op het podium begeleidt. Helaas komen die vanuit de zaal van het Muziekgebouw aan het IJ veel minder goed tot hun recht dan vanaf het balkon.

Toch schuurt er wel het een en ander. Behalve heel mooi is Morrisons tekst ook behoorlijk belerend. Dat is wellicht verklaarbaar vanuit de hardnekkige beladenheid van het thema zwarten versus witten in de Verenigde Staten. Hardop nigger roepen blijft bij de meeste Amerikanen een open zenuw raken, ook als dat op het toneel gebeurt. Dat is, letterlijk, goed af te lezen aan de kritieken van Sellars’ Othello. Bij Morrison ontbreken dit soort dissonanten dan ook opzichtig. Als Europeaan die net Quentin Tarantino’s verfrissend oneerbiedige Django unchained heeft gezien, verlang je daar af en toe onwillekeurig naar: come on yankees, eat your heart out. Traoré’s zang en muziek zijn in harmonie met haar teksten; ook als je haar muziek nog niet kende, laat je je snel door haar verleiden.

Maar Benko’s schitterende spel ketst bij tijd en wijle af op Morrisons tekstuele moral high ground. Prekerige beginselverklaringen passen slecht bij een personage dat zoveel onrecht is gedaan als Desdemona. Op zulke momenten maken de gewijde, engelachtige sfeer en het even trage als gestage tempo, waarmee Sellars het hiernamaals vormgeeft, Desdemona zelf bijna boring.

Foto: Mark Allan