Alles is teruggebracht tot de essentie: een acteur en twee actrices spelen een wilde, overrompelende mix waarin flarden van twee Shakespeare-drama’s zijn te herkennen, Macbeth en Othello.  De manier waarop toneelgroep De Tijd deze beide Shakespeares brengt, vereist van de toeschouwer behoorlijke kennis van de stukken. Al bestaat ook de mogelijkheid om geheel onbevangen naar deze rigide versies te kijken.

De kern van Othello bestaat uit de befaamde scène met het zakdoekje dat Desdemona heeft verloren. Maar haar man, de donkere Moor, eist het terug. Ze kan het hem niet tonen. Onder de naam Bloetwollefduivel zien we een duistere, fascinerende versie van Macbeth, waarvan slechts twee elementen behouden zijn gebleven: de moord op koning Duncan door Macbeth en de Lady en Macbeths waanzin. De bloedrode dolk zweeft voor zijn ogen en hij strijdt tegen het wandelende woud van Birnam.

Een wit spandoek besmet met een rode bloedvlek is dwars over de toneelopening gespannen. Als de spelers opkomen, gekleed in het zwart, waait het doek weg en zien we een glimmende, glanzende kooi. Jan Decorte en acteur Jurgen Delnaet zijn verantwoordelijk voor de bewerkingen. Decortes bewerking dateert uit 1994, Delnaets visie op Othello is van nu. Delnaet vertolkt de beide mannelijke rollen, bijgestaan door speelsters Mieke De Grote en Maya Sannen. De fragmenten zijn door elkaar gemonteerd. Tijdens het spel wisselen de spelers van kleren om telkens een andere rol aan te nemen. Wat beide stukken verbindt, is de blinde paniek van hoofdrolspeler Delnaet. In Macbeth vecht hij vergeefs tegen zijn spookbeelden. Hij rent rond door de kooi, zoekt troost bij zijn vrouw, Mieke De Groot, die in stijlvol zwart kostuum als een vorstin over het toneel waakt. De jonge actrice Maya Sannen heeft de rol van een van de heksen; ze lispelt fluisterend Macbeth het zoete gif in zijn oor van het aanstaande koningschap.

Opvallend aan beide bewerkingen is het telkens afbreken van verhaallijnen. Dat geeft een razend tempo aan Bloetwollefduivel/Othello. Zodra de toeschouwer de rust van een herkenbare situatie heeft gevonden, jagen de spelers alweer door. Elke illusie van realiteit doet Jan Decorte teniet, en dat is een werkwijze die hij al sinds zijn fameuze bewerking van Koning Lear in de vroege jaren tachtig volgde. Het aandeel van rockmuziek is groot. De spelers bedienen zelf een toetsenbord en laten keiharde klanken over de Bühne schallen. Als Jurgen Delnaet geen tekst meer heeft, beproeft hij zijn geluk in de muziek. Bij Othello moeten we niet verwachten het beproefde trio Jago, Desdemona en Othello aan te treffen. Jago is de grote afwezige. Het venijn van de jaloezie krijgt op een heel andere wijze gestalte. De beide actrices raken in een vilein gevecht verwikkeld over de overspelige minnaar van de een. Hij heeft de beste vriendin van zijn vriendin verleid. Ondertussen wappert Maya Sannen met de rode zakdoek.

We zijn ver verwijderd van het oorspronkelijke drama, maar de pijn en de woede van de jaoezie zijn onveranderd en dwingend aanwezig. De toeschouwer krijgt een extreem spel met vormen aangeboden; met theater als rockmuziek, met theater als kreet, theater als lijfelijke sensatie. Ga erheen om te zien wát allemaal mogelijk is met klassieke drama’s en hoe verregaande ingrepen nieuwe accenten leggen. Maar verwacht niet een getrouwe Macbeth of Othello te zien. De kreet ‘It’s all one big fuckin’ carnival isn’t it‘ is als leidraad door de explosies van dit theater geweven.

(foto: Willy Wtterwulghe)