Het is 1921: in de dorpen van Landelijk Noord aan de overzijde van het IJ volgt rampspoed op rampspoed. Er waren overstromingen, de grond werd zilt, de Spaans griep brak uit, er heerste armoede. Er was maar één redding: annexatie door het rijke Amsterdam, dat zich uit wilde breiden. Een eeuw later wil boer Ron op zijn weiland in Ransdorp een theaterspektakel organiseren om het heugelijke feit te vieren dat het platteland van Noord onderdeel werd van de grote stad. Het is 2021.

De Stolp heet de door Ron gedroomde muziektheatervoorstelling. De Waterlandse Harmonie doet mee, aangevuld met een koor. Toneelamateurs uit Ransdorp zijn van de partij en vanuit Amsterdam komt regisseuse Catherine, ooit woonde zij in Ransdorp. Maar het loopt anders dan Ron had gehoopt, er zijn strubbelingen, zowel dorpse als particuliere en artistieke.

De voorstelling, gemaakt door Pieter Stellingwerf (regie) en Kees Botman (vormgeving) van de groep Buog, gaat over the making of van De Stolp. Op script van Tjeerd Bischoff ontvouwt zich op locatie van een weiland bij Ransdorp een komedie met scherpe kanten. Het is een beproefd recept: opstandige spelers die zich met alles bemoeien en een regisseur die alles ten goede moet keren. Ook lopen bij Ron, gespeeld door Dimme Treurniet, en zijn vrouw Jet (Harriet Stroet) privé en toneelspel dwars door elkaar.

Bischoff maakt van Ron een soort Faust die verliefd wordt op de jongere Gretchen (Bianca Prins). Als zijn vrouw daarvan hoort, is voor haar hun 32-jarige huwelijk kapot. Dus besluit zijzelf de rol van Gretchen over te nemen. Ondertussen gaat er van alles fout: technicus Roel heeft er genoeg van en zelfs een enkele musicus van de harmonie keert zich tegen de regie. Ondertussen hebben projectontwikkelaars het gemunt op Rons prachtige weidegebied om die om te toveren tot de nieuwste mode in het natuurbeheer, plasdras.

Achter het podium heeft vormgever Botman twee reusachtige, aluminium handen op een werkschuit geplaatst. Die symboliseren de handen van mensen die dreigen te verdrinken, de graaizucht van Amsterdam en ook het afscheid van Ransdorp als ‘dorp met een ziel’ dat grote stad wordt. Saskia Mees als Catherine heeft een verrukkelijke rol en dat laat ze blijken; dat geldt trouwens voor alle spelers, zelfs amateurs. Hun spelkwaliteiten zijn aanstekelijk, spannend, vrolijk. De liedteksten van Arno Smit mogen er zijn en de composities van dirigent Thomas Geerts plus de uitvoering daarvan zijn zonder meer excellent met veel schitterende blazers.

Het probleem ligt toch in de vorm: aanvankelijk speelt de annexatie door Amsterdam nauwelijks een rol en stokt de voorstelling in het uitgebeelde repetitieproces. Ook de verwijzing naar Faust, Gretchen en Mephisto is nogal omslachtig. Bischoff schreef eerder strakke, waardevolle stukken als Grond, Gas en Koning van het Grasland, nu streeft hij een lossere vorm na. In elk geval is hij een toneelschrijver die zich oriënteert op de lotgevallen van boeren of mensen in dorpen en op het platteland, en dat is lovenswaardig.

Dat neemt niet weg dat de scènes hilarisch zijn en sterk. Na de pauze komt er doelgerichtheid in de tekst, en valt alles goed samen. De Amsterdamse wethouder is als een Mephisto met hoorns op en het Andreaskuis op zijn borst. In de uitbundige kostumering door Aafje Horst tekent zich de strijd af tegen groen als symbool voor Waterland en rood-wit-zwart als teken van Amsterdam. Het slotlied over Waterland dat is als een ‘openluchttheater’ is een prachtige ode aan het boerenland.

Het is goedbeschouwd een wonder dat deze voorstelling met al die deelnemers, professioneel én amateur, er staat in deze onzekere corona-tijden. De première voor genodigden is zaterdag 3 juli; dat op 1 juli de locatievoorstelling al zo goed als perfect in elkaar zit geeft aan hoe graag en energiek iedereen De Stolp wil uitvoeren.

Foto: Rachel Corner