De musici van Holland Baroque staan gehuld in blauwe regenponcho’s tussen de planten, schemerlampen, tafeltjes, banken en bedden. Achter hen vallen dikke, friswitte animatieregendruppels naar beneden. Tussen de orkestleden door dralen drie kleurrijke types: twee broers en hun zus. Zij willen niets liever dan ontsnappen aan de regen en de ruzies van hun ouders. Als het orkest Richters ‘Grandes Symphonies nr. 4’ inzet, blijkt dat barokmuziek verdacht veel als regen klinkt.

De pindakaasprins is een coproductie tussen Oorkaan, Holland Baroque en Orkater. De voorstelling verbindt een klassiek barokconcert met een sprookjesverhaal van Freek Vielen. Daarin lopen drie kinderen weg in hun fantasie, maar ze raken elkaar kwijt als de reus van Klein Duimpje woest wordt. De ‘jongste en sterkste’ broer komt bij een aardige versie van de heks van Hans en Grietje terecht, de ‘lieve’ broer belandt in een depressieve put waar hij niet per sé uit hoeft en de ‘afwezige tabletverslaafde’ zus wordt gevangengezet in een toren van eenzaamheid waar ze versteent. Dan moet er worden gekust en nog een draak worden verslagen en dan is de regen en ruzie in het huis van de drie kinderen voorbij en dromen ze nog lang en gelukkig.

Acteurs Erik van der Horst, Kaspar Schellingerhout en Maartje van de Wetering vertellen dit verhaal mee met de achttiende-eeuwse muziek van het orkest en enkele nieuwe composities van Van der Horst en Schellingerhout. Ze worden daarbij bovendien associatief ondersteund door een animatiefilm van Catharina Scholten vol kabouters, ‘schaarwezens’ en andere dieren.

De voorstelling bezwijkt enigszins onder deze hoeveelheid elementen. Vielens vertelling kent leuke vondsten, maar heeft ook veel woorden en zijlijntjes nodig om uiteindelijk toch niet werkelijk dramatisch te worden. Het consequente vertellen in de derde persoon houdt het spelerstrio gevangen in een nogal schetsmatige afstandelijkheid tot het verhaal, ook al vullen zij die vertelling meesterlijk met een prettige fysiek-bravoureuze speelstijl. Het volle toneelbeeld met dapper mee-acterend orkest, rondrennende acteurs en even surrealistische als geestige animaties geeft weinig focus.

Desalniettemin kent De pindakaasprins een aantal briljante scènes: Schellingerhout drumt virtuoos – met twee stokjes op alle meubels die het decor rijk is – het geruzie tussen zijn oudste zus en jongste broer weg; Van der Horst huilt tragisch mee met een fluit-vioolconcert van Telemann en zingt met geweldig gebruik van zijn lage rock- én falsetstem een eigen tekst op een aria van Bach als het hem niet lukt om zijn broer uit de put te krijgen. Op die momenten raken muzikaliteit en spel treffend een relativerende humor die deze voorstelling aantrekkelijk maakt.

Foto: Ben van Duin