Regisseur Thibaud Delpeut neemt afscheid van Theater Utrecht met De kleine zeemeermin. Het is zijn eerste familievoorstelling, een overvolle productie vol gimmicks, verwijzingen, speciaal ontwikkelde technologie, diepzee-animaties, liedjes en muziek, maar met een gebrek aan focus.

In zijn beroemde sprookje De kleine zeemeermin vertelt Hans Christian Andersen een verhaal over volwassenwording, groei, identiteit en verlangen. In de eigentijdse bewerking van Thibaud Delpeut staat de veertienjarige Annebel centraal. Ze moet voor de zoveelste keer geopereerd worden aan haar benen vanwege een ongeluk met een omgevallen theepot. Haar overbezorgde vader achtervolgt haar sindsdien met zijn allesoverheersend schuldgevoel. Liefst van al wil Annebel dansen, maar komt het nog wel ooit goed met die benen van haar?

In de nacht voor haar operatie leest ze in het ziekenhuis De kleine zeemeermin en, al heeft haar oma haar nog zo gewaarschuwd dat vooral niet te doen, ’s nachts laat ze het boek toch openliggen. Daardoor komt ze in haar narcose-achtige halfslaap terecht in een – fantastisch vormgegeven – onderwaterwereld waar ze de meest wonderlijke wezens ontmoet en uiteraard een prins redt op wie ze smoorverliefd wordt. Natuurlijk komt er ook een zeeheks aan te pas die haar benen geeft om met de prins te kunnen dansen in ruil voor haar mooie stem, analoog aan het originele sprookje.

Delpeut heeft de afgelopen vijftien jaar bij onder meer Toneelschuur Producties, Toneelgroep Amsterdam en sinds 2013 bij Theater Utrecht een groot aantal voorstellingen gemaakt. Sobere, heftige, rauwe, vaak ontregelende stukken over de zwarte kanten van de mens, vol zelfdestructie, dood en goddank ook de nodige (eveneens zwarte) humor: veel Sarah Kane, Albert Camus, Lars Norén en Rainald Goetz. Voor zijn voorstelling Een soort Hades won hij in 2016 de Regieprijs en zijn meest recente voorstelling Koliek was een veelgeprezen ‘intense hellevaart’.

De kleine zeemeermin is zijn eerste voorstelling voor kinderen vanaf acht jaar en het lijkt wel alsof hij bang is geweest dat zij zich zouden gaan vervelen. Kosten noch moeite zijn gespaard om het verhaal zo uitbundig en veelvormig mogelijk te vertellen, waarbij de focus lijkt te zijn kwijtgeraakt. Behalve acht acteurs die diverse (drie-)dubbelrollen spelen en waarvan er twee ook zingen en een driekoppige band, worden in de credits een heel bataljon aan ontwerpers vermeld: Dieuweke van Reij (decorontwerp) Dymph Boss (Kostuumontwerp), Hendrik Walther (Video compositing), Sander van der Werff (geluidsontwerp), Daan Gijzen (Interaction designer), Gido Bamboe (Monitoring) en Tom Jager en Huig van den Hoofdakker (Video-ontwerp en animatie). Daarnaast is nog samengewerkt met een liedschrijver (Guus van der Steen), die musicalachtige liedteksten heeft gemaakt zoals ‘Ik geef me over‘ een mooi gezongen duet van Annebel (Annebel Overbeeke) en verpleegster Charmaine Charlemagne op muziek van Dries Bijlsma. Delpeut zelf is behalve voor tekst en regie ook verantwoordelijk voor de orkestratie.

Het leidt tot een overvolle voorstelling vol gimmicks, waarin de overgangen niet altijd even duidelijk zijn en het ontbreekt aan een helder verhaal. De raamvertelling van Annebel in het ziekenhuis lijkt er een beetje met de haren bijgesleept en dokter Prins (ja, de prins is ook hier aanwezig) is een vluchtig personage, een ADHD’er met vliegende haast die af en toe voorbij zwiert op zijn draaikruk. Wel erg leuk is Marie Louise Stheins, als de hippie-achtige oma van Annebel en trouwens ook in de andere rollen die ze vervult: die van de zeeheks en vooral die van Don Koroty, een over de top glamourous type modeontwerper à la Karl Lagerfeld.

Het is jammer dat de verstaanbaarheid hier en daar te wensen overlaat waardoor de toch al complexe ontwikkelingen niet altijd even goed te volgen zijn. Zo vertellen ook de meisjes van acht en tien die vlak naast mij zitten desgevraagd. Ze vinden het ‘wel eng’, maar hoe het nou precies zit, kunnen ze niet uitleggen. Er wordt overigens prima gespeeld door het hele ensemble, het ziet er spectaculair mooi uit maar de voorstelling wil maar niet tot leven komen.

Foto: Roel van Berckelaer