In Roodkapje is het helder: de wolf is de slechterik, de jager is een held. In De jacht is het nog maar de vraag hoeveel die twee nu eigenlijk van elkaar verschillen, en wie van hen de echte moordenaar is. In deze voorstelling van NITE en Slagwerk Den Haag verdwaalt een groep toeristen in een natuurpark, waar ook een wilde wolf losloopt. Ze raken niet alleen het pad kwijt, maar ook de grens tussen jager en prooi, mens en dier, wild en tam.

De jacht speelt zich af in stuk geconserveerde wildernis. Deze plek legt allerlei tegenstrijdigheden in de relatie tussen mens en natuur bloot. Kun je een natuurgebied nog wel natuur noemen als het door de mens bedacht is? Hoort de binnengedrongen wolf daar thuis, of moet deze worden verjaagd? Is de wolf wel de echte killing machine als de mens rondloopt met geweren?

De voorstelling is een aaneenschakeling van losse ontmoetingen tussen jagers, dieren, parkbezoekers en sprookjesfiguren. De scènes lopen vloeiend in elkaar over, vaak wanneer de acteurs plots een andere rol aannemen. Jager wordt prooi, mens wordt dier. Een jager commandeert zijn honden, totdat één van de honden plotseling commando’s teruggeeft en de jager op z’n knieën dwingt.

Zo laat de vijfkoppige cast steeds nieuwe perspectieven zien, die samen een filosofisch essay lijken te vormen over mens en wildernis. De meest spannende vraag die De jacht opwerpt is misschien wel deze: ligt de drang om te jagen en doden in de aard van de mens, of is deze juist tegennatuurlijk? Of onmenselijk? En wat is het verschil tussen die twee? Het laat een treffende hypocrisie zien, bijvoorbeeld wanneer een groep beginnende jagers dolgraag iets wil schieten. Wanneer het beest gewond op de grond ligt, voelen de jagers plots empathie en lukt het ze niet om een genadeschot te geven.

Door de fluïde verhoudingen tussen de personages, is De jacht een constante strijd om macht. De jager is de baas over diens honden, maar voelt zich bedreigd door een hongerige wolf. Alleen met een wapen krijgt de jager dominantie terug, dus hangt het toneel vol met houten geweren. Deze machtsstrijd wordt met verve gespeeld door de vijf acteurs. Ze wisselen snel tussen luchtige humor en een intense spanning, bijgezet door onheilspellende drums van Slagwerk Den Haag.

Regisseur Manuela Infante speelt slim met de tegenstelling tussen ‘echt’ en ‘gemaakt’. De personages worden in hun gedesoriënteerde staat soms ineens bewust van de theatraliteit. Zien ze plotseling dat de geweren van hout zijn gemaakt, dan zijn in de volgende scène de gefiguurzaagde wapens vervangen door houten planken. Ook vragen ze zich steeds af ze ‘binnen’ of ‘buiten’ zijn, een dubbelzinnigheid die kan slaan op het park, maar ook op de theaterzaal. Zo creëert Infante een interessante, absurdistische wereld op het toneel en word je als toeschouwer meegenomen in de duistere verwarring van een bos waarin je makkelijk kunt verdwalen.

De jacht lijkt in eerste instantie vooral een absurdistische trip, maar gedurende de voorstelling vallen er steeds meer puzzelstukjes in elkaar en blijkt er wel degelijk een verhaallijn te zijn die de meeste scènes met elkaar verbindt. Toch mist er een spanningsboog of een overkoepelende ontwikkeling, waardoor de voorstelling op den duur in herhaling valt en te lang duurt. De jacht blijft hangen in hetzelfde gedachte-experiment over mens en natuur, dat in de eerste paar scènes al wordt opgeworpen. De sterke cast en donkere, vervreemdende wereld die Infante neerzet maakt De jacht desondanks een boeiende theaterervaring.

Foto: Oostblok