Dorine Wiersma heeft een familie waarover je niet echt naar huis wilt schrijven. Gemankeerde types, gesjeesde lui, bekakte ooms en tantes, schnabbelaars, verslaafden en een hoop gefrustreerde aanhang. Na tien telefoontjes weet ze dat een familiereünie er niet in zit. Maar: een kleinkunstzangeres uit Zeist maakt van de nood natuurlijk een deugd. Die schrijft daar liedjes over.

Jawel, een beetje volger van wat er in cabaretland te koop is, merkt nu op dat D&A, het programma waarmee Dorine door het land trekt, al máánden geleden in première is gegaan. Die hebben we dus gemist. Terwijl Wiersma niet meer gemist mag worden. Die status verwierf ze met het winnen van de Annie M.G. Schmidtprijs in 2009, voor het beste theaterlied van dat seizoen. Met dat wapenfeit maakte ze een groter publiek opmerkzaam op haar talent om puntige en scherp spottende liedjes te schrijven en te zingen, zichzelf begeleidend op gitaar of – zoals in D&A – op een koto, een onhandelbaar Japans snaarinstrument. Waarmee ze haar moeder, die in de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië vier Jappenkampen overleefde, behoorlijk overstuur maakte.

Zou ze de hele voorstelling zichzelf op dat instrument begeleiden, dan zou haar publiek waarschijnlijk ook behoorlijk overstuur raken. Gitaar is haar instrument en die bespeelt ze als geen ander in het kleinkunst- en cabaretcircuit. Het lijkt alsof ze met elk programma dat ze maakt steeds meer van haar vaardigheden laat horen. Geen enkel nummer in D&A heeft ‘zomaar een melodietje’, want elk complex familielid heeft een eigen muzieksfeer meegekregen. Klassiek, jazzy, rap, pop, flamenco of Zuid-Amerikaans.

Dorine Wiersma valt het meest op met vileine, giftige haatliedjes aan het adres van aandachttrekkers en mensen die zich in haar ogen anderszins aanstellen. In de toegift van dit programma steekt ze een muzikale vinger achter in haar keel vanwege de singer-songwriterplaag en de pijn aan de oren die dat doet. En voor het blijven voortgaan van de kleuterpopgroep K3 heeft ze ook een teiltje nodig.

In dat vrolijke geweld zou je bijna vergeten dat ze je ook echt kan raken met een lied als ‘Wat van mij ben ik’, waarin ze zich afvraagt welke kenmerken en eigenschappen ze heeft meegekregen van haar ouders en familie en wat eigenlijk van haarzelf is. De verhalen waarmee ze de liedjes verbindt zijn niet allemaal even sterk en regisseur Pieter Tiddens had het best een beetje strakker mogen maken. En omdat ze familieleden soms wat al te karikaturaal neerzet, krijg je behoefte aan tegenwicht. In elke familie is er immers echt leed en verdriet, dat niet kan worden weggezongen. Wiersma bedient je net op tijd op je wenken met het sprookje van Assepoester, verteld met een Indische tongval. Daar kun je ook nog om lachen, maar D&A wordt dan even ernst, met de koloniale geschiedenis van haar ouders en grootouders.

Foto: Marcel Kamphuis