Hoe start je een revolutie? Wat is de juiste plaats en tijd? Hoe vind je je stem? Het is een zoektocht, maar waar begin je die? In Commune van Maria Magdalena Kozlowska en Frascati Producties wordt gezocht naar het innerlijke geluid dat elke beginnende revolutie nodig heeft. Kan opera een revolutie starten?

Met Commune maakt Kozlowska haar eerste voorstelling als vaste maker bij Frascati Producties. In haar werk probeert ze de brug te slaan tussen het individu en de maatschappij, en de krachtige rol van de stem hierin. Deze brug slaat ze in Commune door een persoonlijk verhaal te combineren met herkenbare beelden uit de maatschappij. Zo zijn de vier spelers allemaal in zwarte kleding en bivakmutsen à la Pussy Riot, symbolen voor de vrouwelijke revolutie in Oost-Europa. Een toevoeging aan het kostuum zijn lange felgekleurde haren die rond de ogen hangen als een soort verlengde van de wimpers. Ook hangt er ten hoogte van hun onderbuik een sliert van bloemen.

Een van de spelers begint te vertellen over haar jeugd. Ze was als kind altijd al een boos meisje en kreeg regelmatig de vraag waar al die woede vandaan kwam. Waarom was ze zo boos? ‘Why aren’t you‘, was haar antwoord. Ze leerde dat je niets verandert, als je niets doet: ‘If it’s not disruptive, it’s not succesful‘. Dus was iets ontregelend, dan was het in haar ogen een succes. Gedrag zoals dat van haar oma, een relschoppende communist waar de familie nooit over sprak. Iemand die wist hoe je protesteerde, hoe je demonstreerde, en dat deed via zang. ‘We marched forward singing‘, zei haar oma altijd. Een specialist in revoluties, die is hier nodig. En dus wordt de geest van de oma zingend opgeroepen.

Met de verschijning van de oma, arriveert ook de opera. Voor deze oma is een dramatische opkomst gekozen: een luik boven in de muur opent als een soort balkonnetje, waarop een nieuwe speler zingend verschijnt. Indrukwekkende aria’s, die best even duren, allemaal in het Italiaans. De spelers die de oma hebben opgeroepen, kijken verbaasd en verwonderd, maar vertellen dan aan het publiek dat ze geen Italiaans kunnen, helaas. Hoewel ze dus helemaal niets hebben begrepen van deze boodschap in zang, het oproepen van de oma is gelukt!

Dus hoe begin je nou een revolutie? Hoe weet je dat de timing goed is, en hoe weet je dat je de juiste toon aanslaat? Wat volgt is een soort sketch waarin de oma uitlegt hoe je je stem vindt, hoe je kunt beginnen te zingen. Het is allemaal nogal grotesk en klungelig, maar het komische maakt wel plaats voor heel mooi gezang.

Dan volgt er een scène waarin de rol van het vrouwelijk lichaam aan bod komt. De bloemensliert wordt hier belangrijk: het krijgt aandacht en aanrakingen, waarop reacties volgen en het lijkt alsof het lichaam hier pas wordt ontdekt. Alsof er hiervoor geen bewustzijn was van het vrouwelijk lichaam. De uiteindelijke boodschap is mooi: we zijn niet alleen ons lichaam, we zijn alles en iedereen waar ons lichaam ons naar toe brengt. Maar hoe deze boodschap tot uiting komt, landt niet door de opeenvolging van vreemde bewegingen en geluiden die gepaard gaan met de aanrakingen. Ze zijn vooral afleidend, waardoor de kracht van de vorige ontdekking, die van de stem, een beetje wegvalt.

Commune is licht en grappig, en een mooie samenkomst van performance en opera. Maar meer dan een leuk verhaal over een oma die wijze lessen komt geven, is het helaas niet. De vraag of opera een revolutie teweeg kan brengen, krijgt geen antwoord. Er wordt eerder laten zien hoe het een hulpmiddel kan zijn in het vinden van je stem. Dat is pas stap één, waardoor het voelt alsof het idee nog verder uitgewerkt had mogen worden, de zoektocht is nog niet af.

Mooi aan het einde is wel dat het publiek mee mag zingen, waardoor wij deel worden van de opera, en zo ook een beetje van de zoektocht. Het eindigt met nog een keer die wijze jeugdles: ‘If it’s not disruptive, it’s not succesful.

Foto: Anna van Kooij