Na To the ones I love (2011), de liefdesverklaring van choreograaf Thierry Smits, vooral aan de dans zelf, waren de verwachtingen hoog gespannen. Er werd aangekondigd dat de nieuwe productie van Compagnie Thor, Clear tears, troubled waters, op hetzelfde elan zou verdergaan, maar dat lukt maar gedeeltelijk. Ze is mooi om te zien, maar dat is het dan ook.

Thierry Smits, de Vlaamse choreograaf die in de Waalse danswereld het mooie weer maakt en internationaal succes oogst, is al jaren de man die politiek en artistiek geëngageerd werkt levert. In veel producties heeft hij de aidsproblematiek aangekaart, existentieel op het toneel gezet, luidop commentaar gegeven. Vaak waren het indrukwekkende choreografieën rond het lijden van de aidspatiënt als Christus, in zijn faustiaanse strijd tegen de politieke macht en tegen maatschappelijke vooroordelen.

Smits weet geraffineerd klassiek ballet en hedendaagse dansbewegingen in en met elkaar te verweven in het gekende dansspel van aantrekken en afstoten, van afwisseling en herhaling, van solo’s over duetten tot indrukwekkende unisono groepsdansen. Ook maakte hij hele vrolijke en speelse (kinder)voorstellingen waarbij het ging om het genot van het spel en de dans an sich.

Die producties waarin de dans triomfeert, kenden twee jaar geleden een apotheose in To the ones I love waarin zeven Afrikaanse mannelijke dansers, van lichtbruin tot pikzwart, in het wit, op muziek van Bach, het publiek als het ware plat dansten. Toen schreef ik ‘nog uren nadien zweef je op wolkjes’, maar dat kan ik van Clear tears/Troubled waters, ondanks de veelbelovende titel, niet zeggen.

Deze nieuwe productie lijkt een mengeling te willen zijn van maatschappelijk engagement, puur dansplezier en esthetisch genot. Aangekondigd wordt ze als een voorstelling die het lijden onder de huidige Westerse crisis uitbeeldt. De individuele mens lijdt onder verzuchtingen. De Sehnsucht in hem geeft hem de kracht om een esthetische zoektocht te ondernemen. Daaruit put hij positieve energie voor een gelukkig makend dansant samenzijn. In de flyer  krijg je op voorhand al het hele concept en de uitwerking beschreven. En dat is een nadeel: je gaat lineair kijken volgens de aangeboden richtlijnen.

Een voor een rennen de vier dansers en drie danseressen gekleed in het zwart het toneel op, kijken schichtig om zich heen, zakken door de knieën, wrijven over de grond, kijken elkaar aan, sommige hebben even contact. Daarna zakken ze weer in eenzaamheid weg, gaan liggen, ademen zwaar, om dan weer op te staan, weg te rennen en in het zwart te verdwijnen. Hoopjes mens zijn het, de pijn druipt er vanaf. Het wordt te veel een eenduidig verhaal. Zoals de buizen die boven het toneel hangen. Eerst verticaal als hindernissen. Dan worden ze omhooggetrokken, in een zoeken naar een betere stand en hangen ze schuin. En pas als ze tegen het plafond zijn getrokken, hinderen ze de dansers niet in hun vrije dans!

Vooral het begin is heel expliciet expressionistisch met al die lijdensbeelden. Daarna verbetert het wel, maar die eerste dwingende perceptie weegt wel in de rest van het kijken door. De muziek en de klanken volgen de ene keer de melancholie in de bewegingen, de andere keer gaan ze er recht tegenin, en dat zorgt voor mooie momenten.

De drie muzikanten staan mee op het toneel. Het zijn twee leden van de ‘mythische’ groep Tuxedomoon en Maxime Bodson die ook al soundscapes van vorige producties verzorgde. Met viool, piano, percussieklanken, industriële geluiden – en op hoogtepunten met blaasinstrumenten – geven ze ritme en bewegingen aan, repetitief, stokkend, melodieus explosief, verstillend. Als er gezocht wordt naar klanken, melodielijnen, dan zet zich dat ook door in de bewegingen van de dansers. Het is een aftasten, plots stoppen, schokken, aarzelen. Die (te zeldzame) momenten van organische kwetsbaarheid grijpen je aan. Maar dan wordt het dansen weer afstandelijk mooi, beredeneerd gepolijst. Er spetteren geen dansvonken van het podium, maar het blijven mooie plaatjes om naar te kijken.

(foto: Fabienne Louis)