In slow-motion denkbeeldige sneeuwballen gooien naar de kinderen aan de andere kant van het podium, omdat we voor winter hebben gekozen, is nog gemakkelijk te doen. Maar hoe beeld je een warm frietje uit? Of het wel of niet hebben van broers en zussen? Het is niet alleen te zien in Choco of kaas?, het hele publiek doet er aan mee.

De voorstelling begint voor de deur van de grote zaal. Danaë Bosman stelt zich voor terwijl Dafne Maes gele tape op de vloer plakt. Gele, niet de roze met witte stippen, hoewel dat ook had gekund. De tape moet recht. Of scheef. Nee, recht. En we moeten allemaal onze schoenen uitdoen. Of aanhouden. Of een uit en een aan. Doe toch maar uit. Eenmaal in de zaal worden we opgesteld langs het vierkante speelvlak. Stil blijven staan is er niet bij, al snel rennen we heen en weer door de zaal, rekken ons uit, maken ons klein, smeren denkbeeldige boterhammen en strooien met hagelslag. Herkenbare bewegingen worden daarbij afgewisseld met meer abstracte, waarbij het spelelement voortdurend aanwezig.

Als we na twintig minuten naar onze stoelen worden geleid, zien we alle bewegingen terug, maar nu uitgevoerd door Bosman en Maes. Hun bij tijd en wijle zeer fysieke dans vol aantrekken en afstoten, elkaar omklemmen en juist wegduwen, is een behendige combinatie van ‘hoofd, schouders, knie en teen’ en ‘steen, papier, schaar’, maar wordt nergens echt spannend. Na een klein half uur wordt het  publiek weer uitgenodigd om op het podium te komen. Dat mag. Maar het hoeft natuurlijk niet.

Veel meer dan bij een reguliere workshop voorafgaand aan een dansvoorstelling, zijn beide hier onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat is knap, maar de keerzijde daarvan is dat de voorstelling zelf niet verrast. Door bewust te kiezen voor deze combinatie, is Choco of kaas? meer een geslaagd educatieproject dan een theatervoorstelling.

Foto: Clara Hermans