Achterop de speelvloer staat een laboratoriumtafel met kolven, bekers en erlenmeyers onder een grote stellage die nog het meest heeft van een groot klimrek. Het beeld vat het dilemma samen waar het om draait in Binnenbeest, de 6+ dansvoorstelling die Josephine van Rheenen en Guy Corneille van De Dansers op Festival Tweetakt in première laten gaan: mogen grote mensen dan echt nooit meer spelen? Moeten zij het ‘beest’ in hun binnenste voor altijd leren opsluiten?

In een keurige rij komen vijf dansers op. Ze marcheren. Ze dragen keurige grijsgestreepte overhemden onder hun keurige grijze pakken. Ze bewegen keurig tegelijk en doorsnijden de ruimte in keurige figuren. Ze weten precies wat ze moeten doen en ze doen het ook precies zoals het moet. Als een geoliede machine gaan ze gezamenlijk aan de slag met glazen en berekeningen.

De vierde wand wordt speels geopend wanneer de veiligheidsprotocollen met het publiek worden doorgenomen: hoeveel kilo kind kan er per minuut door de nooduitgangen? En dan plotseling loopt een van deze keurige mensen op handen en voeten, uit de pas en uit de groepsfiguur weg. Als een parmantig, nieuwsgierig jong hondje.

Van Rheenen buit in Binnenbeest de verschillende kwaliteiten van de dansers mooi uit. Zo is er het acrobatische lichaam van Blazej Jasinski, dat met gemak twee vrouwen op de schouders draagt. Zijn monoloog in het Pools zorgt voor grote hilariteit. De slimme en verantwoordelijke Katerina Dietzova vormt een mooi tegenwicht voor de intuïtieve en fysiek grappige Yoko Ono Haverman. Yeli Beurskens en Youri  Peters pellen laag voor laag hun streepjeskleren af en rollen speels en onderzoekend door dit gedragslaboratorium. En toch vormen ze in de energieke groepschoreografieën een harmonisch en evenwichtig geheel. De stappen waarmee de overgang van ‘volwassen’ naar ‘speels’ wordt ingezet wordt afwisselend gestuurd en ondersteund door de veelzijdige muzikale score van Corneille.

Het is een voorstelling met veel humor. Fase 3 van het experiment is in zijn vette clichématigheid een plezier om te aanschouwen, ook dankzij het stiekeme gesoboteer van Haverman, die een onlesbare dorst heeft en op zoek naar water de hele scheikundige opstelling aflikt en opslurpt. Zo raakt scène voor scène de ‘saaie’ volwassenheid verder uit het lood, tot er niemand meer is om die wereld overeind te houden.

Een aantal keren lijkt het of het einde van de voorstelling is bereikt, om dan toch nog verder te gaan. De apenkooi kan steeds nog net iets drukker. Dat maakt het daadwerkelijke einde toch wat onverwacht. In die zin gaan de binnenbeesten wat te ver door. Maar de vraag die het uiteindelijk agressieve beestengedrag van De Dansers oproept is legitiem. Want hoever kun je gaan in je speelsheid voordat je een ander pijn gaat doen? Is er soms een reden voor de keurigheid waarmee volwassenen je groot willen brengen? De transformaties die de dansers  doormaken van efficiënte volwassenen naar wilde beesten zijn mede daardoor een plezier om naar te kijken.

Foto: Moon Saris