Het past in een traditie: die gloednieuwe opera van componist Moritz Eggert. Caliban, op een libretto van regisseur Peter te Nuyl, doet soms denken aan Harrison Birtwistles Punch and Judy, maar ook aan de bizarre droomwereld van Purcells The Fairy-Queen of Brechts Dreigroschenoper. Hoe dan ook, met Caliban laten Eggert, Te Nuyl en operaregisseur Lotte de Beer zien waar de kleinschalige vorm van kameropera groot in kan zijn.

Caliban is het zoveelste hoogtepunt in het Opera Forward Festival: een nieuw evenement van De Nationale Opera dat met deze tweede editie haar bestaansrecht al ruimschoots heeft bewezen. Opera Forward gaat over verrijking van het operarepertoire. Het festival richt zich op nieuwe en vernieuwende operavormen en daartoe mag je Caliban zeker rekenen.

Dat kan ook bijna niet anders met een componist als Moritz Eggert als een van de drijvende krachten. Eggert – die meer dan 230 werken schreef waaronder opera’s, orkestwerk, ballet-, kamer-, kerk-, film- en elektronische muziek en die met zijn muziek voor de openingsceremonie van het WK Voetbal 2006 een miljoenenpubliek bereikte – grossiert in tegendraadse werken. Zijn muziek, uitstekend uitgevoerd door het Asko|Schönberg Ensemble onder leiding van Steven Sloane, wortelt in vele stijlen (volksmuziek, pop, jazz, barok), maar heeft toch een heel eigen ‘modernistische’ signatuur. Eggerts partituur kent een buitengewoon grote theatrale kwaliteit. Het onorthodoxe, vaak scherpe en explosieve klankbeeld met schrille dissonanten van de accordeon, ronkende basnoten van de contrabasdwarsfluit en opzwepend slagwerk grijpt je als toeschouwer onvermijdelijk bij de strot. Zijn muziek is even extravert als introvert, even harmonieus als dissonant. Het is de grilligheid ten top, maar de partituur staat als een huis.

Caliban is eigenlijk de antiheld uit Shakespeares toneelstuk The Tempest, maar in deze minimalistische moderne enscenering is hij tot held geworden. Bij Shakespeare is de ernstig mismaakte Caliban, zoon van de heks Sycorax, de rechtmatige heerser over het denkbeeldige eiland waar het verhaal zich afspeelt. Caliban wordt echter ten val gebracht door Prospero. Herhaaldelijk poogt hij zijn vrijheid, onder meer met hulp van twee aangespoelde drenkelingen, te herwinnen, maar vergeefs: hij is de ultieme loser.
Als slaaf is hij het symbool van koloniale onderdrukking en vrijheidsstrijd.

Ook in deze tijd van zwartepietendiscussies is dat een uiterst actueel thema, maar Lotte de Beer viel niet in de verleiding om Caliban (zowel vocaal als theatraal een sublieme titelrol van Michael Wilmering) te actualiseren. En terecht, want zo benadrukt ze juist het universele karakter van deze thematiek. Het gaat over macht en onmacht. Het gaat over slachtoffers die tot dader worden. Dat is een thema van alle tijden. Met haar scherpzinnige, sprankelende regie laat De Beer deze voorstelling voortreffelijk balanceren tussen realisme en surrealisme, tussen spot en sarcasme, tussen droom (of beter gezegd: nachtmerrie) en werkelijkheid. De enscenering is rauw, minimalistisch en direct, waardoor elke scène bij de toeschouwer keihard ‘binnenkomt’. Chapeau!

Foto: Anouk van Kalmthout