In Alter traceert Dilan Yurdakul haar familiegeschiedenis via portretten van haar ouders en grootouders. De doorgecomponeerde muziek houdt de aandacht vast, maar de zwakke tekst en oppervlakkige spelopvatting torpederen de voorstelling.

De afgelopen tien jaar is het theaterpubliek getrakteerd op een rijke verzameling aan boeiende autobiografische voorstellingen van biculturele makers, die op verschillende manieren inzichtelijk hebben gemaakt hoe het is om als Nederlander met een migratieachtergrond op te groeien. Het is niet overdreven om te zeggen dat het theater een belangrijke rol heeft gespeeld in het aanzwengelen van discussies rond racisme en uitsluiting in Nederland, doordat makers hun eigen ervaringen met het publiek hebben gedeeld.

De aandacht voor deze verhalen brengt wel met zich mee dat je van goeden huize moet komen om nog iets aan het genre toe te voegen, hoe zeer ieder persoonlijk verhaal ook uniek is. In haar muziektheatervoorstelling Alter, die dit jaar op De Parade te zien is, slaagt Dilan Yurdakul daar maar matig in. In de voorstelling stelt ze ons aan haar familie voor, waarbij ze haar ouders en grootouders een voor een belichaamt, om hun individuele worstelingen te traceren.

Het probleem is echter dat de teksten die ze voor hen schreef te oppervlakkig zijn om echt iets over hen bloot te leggen. De kwetsuren en persoonlijkheden van de familieleden ontstaan niet organisch vanuit hun overpeinzingen maar worden plompverloren door de personages benoemd (‘Mijn kinderen en kleinkinderen zijn zo veel vrijer dan ik. Ik vraag me af wat er van mij was geworden als ik zo veel vrijheid had gehad’, zegt de moeder. ‘Door mij hebben mijn kinderen en kleinkinderen een goed leven, maar ze zien het niet’, zegt de grootvader.). In de teksten van Yurdakul is zelden sprake van subtekst die niet meteen tot tekst wordt gepromoveerd.

Bovendien slaagt ze er niet in om de personages via haar spel tot leven te laten komen. Haar tekstbehandeling is monotoon en verandert nauwelijks van personage tot personage, en ook haar lichaamstaal ontbeert dynamiek. Regisseur Julie van den Berghe heeft geprobeerd dit op te lossen door Yurdakul steeds een bepaalde pose aan ieder personage te laten koppelen, maar dat heeft een averechts effect: het benadrukt het statische van de performance alleen maar.

Alter werkt het beste als Yurdakul zichzelf portretteert. Op ontroerende wijze laat ze een jonge vrouw zien die op drift raakt vanwege een emotioneel afwezige vader, een moeder die alles van zich af laat glijden, en grootouders die een stille verbittering met zich meedragen. Verstikt door de zwijgzaamheid en de patriarchale cultuur in haar gezin stort ze zich in het nachtleven, wat haar alleen nog maar meer van zichzelf vervreemdt.

Omdat ze ook al haar familieleden de revue moet laten passeren, mist haar eigen verhaal echter ook de diepgang die Alter tot een interessante voorstelling zou kunnen maken. Dat is misschien wel het grootste probleem van de performance: waar makers als Sadettin Kirmiziyüz en Ilay den Boer een hele voorstellingscyclus voor hun familiekronieken uittrokken, probeert Yurdakul in een luttele veertig minuten een hele familiegeschiedenis neer te zetten. Ondanks de constant aanwezige muzikale begeleiding en een treffende slotscène, blijft haar zoektocht te veel aan de oppervlakte.

Foto: De Parade