Er is zoveel vraag naar de voorstelling Alles Komt Goed door Orkater, dat niet één maar vier speelbeurten in schouwburg De Harmonie in Leeuwarden noodzakelijk waren. Dat zegt veel over het verlangen van het theaterpubliek. De toneelbewerking door Geert Lageveen en Leopold Witte van de roman De pest (La Peste, 1947) van Albert Camus kan dan ook niet actueler zijn. De opgewekte titel die Orkater eraan geeft, heeft ook iets dubbelzinnigs: komt het wel goed als iemand zegt ‘Alles komt goed’? Intrigerende vraag.

In de stijl van Orkater is de toneelversie in de regie van Belle van Heerikhuizen verrukkelijk muziektheater. Een vierkante plankier, bedekt met een rode loper, omsluit het speelveld in het ontwerp van Ruben Wijnstok. Vanuit de gazen zijwand laat een lopende band plastic bloem na plastic bloem vallen, eerst geleidelijk en daarna steeds meer. Een mooi symbool van de doden die gevallen zijn door de uitbraak van de pest in de Algerijnse stad Oran, waar het boek zich afspeelt. De voorstelling begint omineus: er lopen ratten door de stad, pestratten, die de inwoners besmetten en infecteren met dodelijke ziektes. De duizenden doden moeten begraven worden en ook wordt er koortsachtig gezocht naar een vaccin.

De parallellen met de huidige coronatijden liggen voor de hand. Hoofdpersoon in De pest en in de voorstelling is dokter Rieux, hier vertolkt door Manoushka Zeegelaar Breeveld. Haar waarschuwingen over de op handen zijnde epidemie worden aanvankelijk weggewuifd, totdat er echt levensgevaar dreigt. Dan volgen crisismaatregelen: de stadspoorten gaan hermetisch dicht, iedereen zit gevangen, de ziekenhuizen moeten kiezen wie wel en wie niet voor behandeling in aanmerking komt.

Geert Lageveen treedt op als woordvoerder van wat bij ons het RIVM heet. Hij geeft aantallen besmettingen door en verordonneert de regels. Breeveld als de bezorgde Rieux vertolkt prachtig de gevaren die de stad bedreigen. Ondertussen wervelen en draaien de acteurs die ook muzikanten zijn rondom haar heen met veel koperblazers en een viool, met muziek die zweeft tussen blues en jazz. Erik van der Horst en Radek Fedyk zijn hiervoor verantwoordelijk. De historiserende kostuums van Arien de Vries geven de voorstelling de juiste distantie in de tijd, en dat is goed.

In de oorspronkelijke roman staat de pest symbool voor de bezetting van Oran door nazi-Duitsland. De ratten, dat zijn de bruinhemden. Die associatie is losgelaten. Waar het bij Lageveen en Witte om draait is hoe mensen reageren op een epidemie die met verwoestende kracht, aanvankelijk onzichtbaar en abstract, ieders leven in de greep neemt en de samenleving ontwricht. Regisseur Van Heerikhuizen weet de psychologie en de muziek overtuigend te combineren.

Er zijn duidelijk verschillende fasen te ontdekken in de reacties op de uitbraak, van ontkenning, via paniek, verzet en daadkracht tot berusting. Er is een raadselachtige, maar ook mooie rol weggelegd voor Myrthe Burger die als een schim door de voorstelling doolt en danst en zingt alsof ze zich in het dodenrijk bevindt. Ze vertelt over een uitvoering van Orpheus en Eurydice die ze in de stad heeft gezien. Juist op het moment dat Orpheus voor het laatst zijn geliefde ziet, valt hij dood neer. De associatie is mooi: Orpheus die in de lockdown aan de liefde sterft: theater en realiteit raken elkaar.

Wat een ramp als de pest – of corona in de tijd van nu – met de mensen doet, is óók saamhorigheid creëren. Artsen helpen mensen, mensen helpen elkaar. Meer dan ooit zijn ze op elkaar aangewezen en zoeken ze elkaars liefde, ook al heeft dat een toename tot overspel tot gevolg. Als het serum eenmaal is uitgevonden en toegediend en de stadspoorten opengaan, zullen de mensen de gemeenschappelijke vijand die hen heeft verenigd nog missen.

In haar rol laat Burger er geen misverstand over bestaan, ze komt zelfs op met een geweer om haar standpunt heftig te onderstrepen: ‘Jullie zullen weer terugvallen in jullie oude patronen van eigen gewin.’ Ondertussen marcheert de muziek als een processie verder in een danse macabre, op Brechtiaanse wijze een indringende vorm van vervreemding brengend. Ondertussen zijn de bloemen tot een heuvel van verdriet gegroeid en zingt Zeegelaar Breeveld tot slot het aangrijpende begrafenislied ‘St. James Infirmary Blues’. De mooiste en troostrijke woorden van de voorstelling komen dan ook, in de sfeer van dit lied: ‘Er valt meer in de mens te bewonderen dan te verachten.’ Dit is belangrijk theater dat iets zegt over de tijd van nu, juist nu.

Foto: Ben van Duin