De wereld is op drift, de toekomst is ongewis. Daarom trekken we ons terug achter de voordeur en hopen zo die duistere buitenwereld te bezweren. In een ritueel van repeterende handelingen houden we ons krampachtig aan elkaar vast. Als er een buitenstaander aan de deur komt schepen we hem af met een fooi.

Dit is ongeveer het beeld dat er oprijst uit de eerste akte van All Inclusive, de afscheidsvoorstelling van Ola Mafaalani en haar vaste artistieke team bij het NNT. In drie opeenvolgende, slechts in details van elkaar verschillende, scènes wordt een microkosmos geschetst: op het toneel zien we een benauwd volkscafé bevolkt door een zevental archetypische exemplaren van de Nederlander. Figuren als de beschermende moederkloek, de vragende mens, de kanttekingplaatser, de conservatieve wereldbeschouwer.

Ondanks hun conflictjes kunnen ze niet zonder elkaar. Een ongewenste hand op een bil wordt snel vergeven, de oprispingen over ‘de kracht van het Nederlandse volk’ voor kennisgeving aangenomen. De personages zijn als onderdelen van een geoliede machine. Met wat zand tussen de raderen, dat wel. De dagen verstrijken in een eindeloze herhaling van zetten. Soms wordt iemand dat teveel en wordt er een muur ondergekotst. Als de smurrie eruit is, kunnen we weer verder. Een vergelijking met het verbale braaksel op sociale media lijkt me niet ver gezocht.

Maar de buitenwereld dient zich onbarmhartig aan. De scheurtjes in het vertrouwen worden zichtbaar. De stilstaande klok dondert naar beneden, de laatste kapstok verliest zijn houvast. Het onvermijdelijke gebeurt: de bedelende vreemdeling laat zich niet meer wegsturen met een grijpstuiver. Hij blijft.

En dan verstomt het. De wereld kantelt, bestaande structuren worden amorf, niets is meer zoals het was. De verstikkende ruimte scheurt open en een machtige Hollandse hemel wordt zichtbaar. Er moet een nieuw leven, een nieuwe toekomst gezocht worden.

Vanaf dat moment neemt de muziek, tot dan toe bescheiden aanwezig, de overhand. Blijkbaar volstaat de oude taal niet meer, de nieuwe werkelijkheid vraagt om andere woorden. In een intrigerend sprechgesang komen vervormd nog oude flarden tekst terug, maar nadat Eef van Breem If I were you heeft gezongen mogen de nu dolende personages proberen hun nieuwe verhaal te doen. Een verhaal van hoop want daar moest All Inclusive over gaan: het je verplaatsen in een ander en daardoor mogelijkheden zien. Niet de vluchteling zien maar de mens.

Hier raakt niet alleen de wereld, maar ook de voorstelling op drift. Bram van der Heijden stoethaspelt zich, lukraak wetenschappers aanhalend, door een weinig overtuigend betoog over de noodzaak van open grenzen. Malou Gorter, die eerder als kroegbazin de toekomst dacht uit te kunnen stellen door na zestien maanden nog steeds niet te bevallen, vertelt een emotionerend sprookjesverhaal over een vluchtend kind.

Ondertussen kleurt de hemel van inkzwart naar paars- en roodtinten. Zien we hier tekenen van de ondergang van het Avondland? Nee, want uit de kap daalt een gigantische baby van wit gaas neer waarin een naakte Jochem Stavenuiter, de ‘rechtse’ stamgast uit deel een, zich een plekje zoekt.

Hier wordt ‘je verplaatsen in een ander’ wel met een heel hoog kitsch-gehalte verbeeld. Of zien we hier een wedergeboorte? Zo ja, waarvan dan? Van een wereld die zichzelf opnieuw moet uitvinden, herboren moet worden? Als zinnebeeld van de hoop is het tamelijk potsierlijk.

De subtitel van All Inclusive is ‘een collectieve zoektocht naar geluk’. Dat collectieve heeft het NNT ook toegepast op het maken van de voorstelling: ieder lid van het artistiek team heeft zijn steentje mogen bijdragen. Een sympathieke aanpak, zeker bij een afscheidsvoorstelling. Als je al zo lang met elkaar samenwerkt moet je elkaar een beetje kunnen vertrouwen nietwaar?

Helaas werkt het niet. Mafalaani’s harde regiehand, die van Borgen zo’n overrompelend kunstwerk maakte, wordt node ontbeerd. De voorstelling sterft in goede bedoelingen. Wat een prachtig slot van acht jaar geëngageerd theater had kunnen zijn, is een pamflettistisch lappendeken geworden.

Foto: Reyer Boxem