Laten we jeugdpodiumkunstenaars die het net iets anders doen meer ondersteunen. In haar ‘STAAT van de Jeugd Podiumkunsten’ nam choreograaf Wies Bloemen het gisteren op voor theatermaken vanuit een andere blik, taal en perspectief. Daarbij riep ze op om de budgetten gelijk te trekken met die voor volwassenen. ‘Omdat als je de jeugd serieus neemt, je investeert in het publiek van de toekomst.’

Lof der ongemakkelijkheid

Hallo iedereen, ik ben Wies Bloemen en ik ga de staat van de Jeugd Podiumkunsten voor jullie uitspreken.

Of beter gezegd mijn staat van de jeugdpodiumkunsten (JPK).

Het eerste wat ik daarover wil zeggen is, dat er in de jeugdpodiumkunsten ontzettend bevlogen en gepassioneerd gewerkt wordt. Dat er gewerkt wordt met de volle inzet van iedereen. Dat er eigenlijk altijd meer gedaan wordt dan er met de mensen en de middelen die er zijn zou kunnen. Dat is nu verleden tijd. De passie blijft, maar de diep gewenste eerlijke betaling verdient veel ruimere armslag.

Dat de jeugdpodiumkunsten een erg goede connectie hebben met hun publiek, dat ze een groot bereik hebben, dat diversiteit vanzelfsprekend is.

Volgens de staatssecretaris hebben de JPK een voorbeeldfunctie.

De jeugdpodiumkunsten investeren in jeugd en jongeren. Het is het eerste zaadje, de eerste liefde die je zaait voor kunst, voor een ruimere blik op de werkelijkheid: met verbeelding, schoonheid en onverwachte combinaties.

Het zou mooi zijn als er werkelijk serieus gedacht gaat worden om de budgetten voor de JPK en de volwassen podiumkunsten gelijk te trekken. Het wordt tijd om dat te doen. Omdat als je de jeugd serieus neemt je investeert in het publiek van de toekomst.

Ik ben artistiek leider, oprichter en choreograaf van Danstheater Aya en ik heb sinds 1996 zo’n 44 jongerenvoorstellingen gemaakt. Dit is de eerste keer dat er iemand uit de jeugddans gevraagd wordt om de staat uit te spreken. En ik ben daar heel blij mee en trots op.

De jeugddans heeft de afgelopen jaren een enorme groei doorgemaakt. Er zijn voorstellingen voor 2+, en 4+. Voor peuters en kleuters spreekt juist dans direct tot hun beleving en verbeelding; het fascineert ze en verwondert ze.

Vanaf 6 jaar zijn er dansvoorstellingen over allerlei onderwerpen, bijv. van De Stilte, Sally, de Dansers, Andreas Denk, om er een paar te noemen.

Er zijn voorstellingen voor jongeren. De meeste met een danstaal die geïnspireerd is op de danstaal die jongeren hebben omarmd: de niet westerse dans met veel invloeden uit de hip-hop.

Iedere maker die voor jongeren werkt, weet dat dans ze kan beroeren, dat dans ze raakt, dat dans spreekt, dat dans een heel goed communicatiemiddel is.

Als makers en dansers voor jongeren werken: dán ben je moedig! Dat is werken voor ongeïnformeerd publiek, dat lak heeft aan theatercodes. Ze laten iedereen duidelijk merken dat ze er zijn. En ze laten ook duidelijk merken als ze er geen zin in hebben. Ze zitten niet stil in hun stoelen zoals jullie hier.

Kinderen zijn nog verwachtingsvol als ze naar een voorstelling gaan, kleuters zijn ronduit lief.

Jongeren daar moet je echt van houden wil je daarvoor maken en dansen. Het heeft een harde vertaalslag nodig naar hun wereld. Zodat ze zichzelf herkennen in wat er op het toneel gebeurt, op wat voor manier dan ook.

Soms zeg ik tegen de jongeren voor een voorstelling, kijk dit zijn de dansers, ze leven, zij horen ieder woord wat je zegt, ‘t is geen film.

Om voor zo’n publiek te gaan staan, je longen uit je lijf te dansen en jezelf te laten zien bijvoorbeeld dat je het ook niet weet, dat je pijn hebt, dat je verdriet hebt, om kwetsbaar te durven zijn voor een publiek van zich kapot schamende jongeren, dat is echt moedig.

Heel veel jongeren en kinderen komen niet uit zichzelf in aanraking met kunst, het is ongewoon voor ze, raar, ongemakkelijk. Het is uitdagend om voor jongeren te dansen omdat je onmiddellijk respons krijgt, veel reactie, je voelt dat je ergens voor moet gaan staan, dat je vanuit je eigen ziel moet werken, dat dat gevoeld wordt door jongeren.

En nu is er een dansprijs voor dansers die voor een jong publiek werken. De Jonge Zwaan, om die dansers te eren die dit werk doen, die over zichzelf heen kunnen stappen en de communicatie met hun publiek belangrijk vinden, die van ze houden, ook in hun dwarsheid en ongemakkelijkheid.

Tegen m’n dansers zeg ik, hoe lastiger ze zijn, hoe ongemakkelijker ze het vinden, hoe meer ze het nodig hebben om deze voorstelling te zien en mee te maken.

Aan de andere kant moet er wel wat gebeuren aan het respect en de waardering voor de kunstenaar, maar dat geldt niet alleen voor jongeren, dat geldt voor de hele samenleving.

Ik wilde al in 2004 op de dansdagen de IJzeren Dansprijs uitreiken aan een danser die danste voor de jeugd. Dat mocht toen niet. De tijd was nog niet rijp. Nu is het omarmd door het officiële circuit en hoera we hebben een Jonge Zwaan. Nu is de tijd rijp.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik mij in het officiële theater en de officiële dans altijd een buitenbeentje heb gevoeld.

Ik heb in mijn ogen altijd ander werk gemaakt dan gangbaar was binnen de dans- en de theaterwereld. Ik heb mijn werk gemaakt voor mijn publiek, voor jongeren, daar zat mijn vertaalslag, daar lag mijn passie en overgave. Het was niet wat de theaterwereld wilde zien, maar wat ik vanuit mijn eigen gevoel van urgentie met mijn publiek wilde delen. Daar werkte mijn directheid, mijn lichamelijkheid, het rituele in de beweging, het rauwe, het aardse. Brutaal en emotioneel.

Ik maak emotioneel danstheater, niks abstract, niks formeel. Ik ben altijd vertrokken vanuit levensvragen waarvan ik wist dat mijn publiek er net zo mee bezig was als ik.

Bijvoorbeeld:

*Hoe vind en onderhoud ik vriendschappen: voorstelling Matties.

*Zijn vrouwen minder krachtig dan mannen, of juist krachtiger: voorstellingen Hera, Venus.

*Hoe overleef ik de middelbare school: voorstellingen Ziel, Eerste Keer en Bite.

*Wat doe ik als ik verliefd word: voorstellingen Bronsttijd, Bronstsluier Sluier.

*Wat als het misgaat in de liefde: Schrijntijd, Hart, Hartstocht.

*Wat betekent het als je uit een ander land en andere cultuur komt en hier moet aarden? Hoe voelt dat?: Dubbelbloed 1 en 2.

De dansers en ik wisselen verhalen en ervaringen uit rond zo’n onderwerp, daaruit ontstaan scènes. De emoties die rond zo’n thema spelen worden in de repetities beleefd en herbeleefd in al hun rauwheid en vertaald in dans. En als die dans dan uiteindelijk een voorstelling is geworden, maakt die verbinding met de jongeren in het publiek. Keer op keer komt er tijdens de voorstellingen een enorme energie los in de zaal op het moment dat dansers en publiek voelen. Dit gevoel delen we, we begrijpen elkaar, ik ben niet alleen.

Ik ben ooit de Carrie Slee van de dans genoemd in een recensie. Dat was bedoeld als kritiek. Zowel Carrie Slee als ik bereiken enorme hoeveelheden jongeren die echt iets aan die boeken en aan die voorstellingen hebben.

Van sommige boeken van Carrie Slee zou je kunnen zeggen dat de onderwerpen iets “sensatie-achtig” hebben. Mijn voorstellingen gaan over levensvragen die voor volwassenen en jongeren spelen en diepen die emoties uit die bij die thema’s horen.

Ik wil in deze staat een pleidooi houden voor de bredere blik. Dat we gaan zien wat we nog niet kennen en dat je pas iets leert kennen door het te ervaren, te beleven.

Dat we niet alleen luisteren naar onze eigen referentiekaders. Er zijn meerdere referentiekaders. Het Europese witte perspectief is maar één mogelijkheid. In elk geval heeft dát perspectief mij nooit geïnspireerd bij het maken van voorstellingen. Bovendien heeft een jong publiek sowieso een ander perspectief dan een volwassen publiek.

Als je voor jongeren maakt, open je je voor andere ideeën, voor mensen die er niet helemaal in passen, die voor een soort van ongemakkelijkheid zorgen. Je maakt plek voor wat minder gangbaar is.

Dat daar ruimte voor blijft, dat daar neuzen voor blijven, dat daar beleidsmakers voor zijn en blijven, die daar gespitst op zijn. Dat het belangrijk is om de veelkleurigheden, de hele rijkdom aan mogelijkheden te blijven omhelzen.

Ik heb vaak gevoeld dat ik anders was, dat ik eruit viel, dat ik dingen maakte die te emotioneel waren, die niet binnen de lijntjes kleurden van wat gangbaar was. En dan………..: of je wordt eruit gezet, of je vindt een brug.

Op het moment dat ik de vertaalslag naar jongeren vond had ik een publiek, hoefde ik niet naar het reguliere danspubliek. Daar maak ik niet voor, daar refereer ik niet aan. Ik kon naar iets basaals: ruiger, wilder opstandiger, archaïscher, minder intellectueel. Gevoel en emoties dat zijn voor mij de essenties van ons leven en die probeer ik in dans te vangen.

Ik behoor tot de stroming die zichtbaar maakt dat dans een overdracht van gevoel is. Dus dans die je iets laat voelen, iets laat meemaken.

Ik wil hier een pleidooi houden voor de ondersteuning van jeugdpodiumkunstenaars die het net iets anders doen, die een andere taal hanteren, die vanuit hun eigen verhaal werken, vanuit een ander perspectief.

Ik wil hier een pleidooi houden om ons niet blind te staren op wat we al weten, de dingen waar we comfortabel mee zijn, dat we daar uit durven stappen. Dat we het oncomfortabele omarmen. Dat we ons realiseren dat we niet zoveel weten, dat er altijd andere mogelijkheden zijn, dat er altijd andere deuren zijn om te openen.

En dan nu na 26 jaar jongerenvoorstellingen maken, als artistiek leider van danstheater Aya sta ik hier de staat van de JPK uit te spreken en ga ik in maart 2024 Aya overdragen aan een nieuwe artistiek leider, die zeker niet binnen de lijntjes kleurt en een brede blik heeft. Ik ben heel blij dat ik op het einde van mijn artistiek leiderschap deze staat mag uitspreken. Ik ben heel blij dat er een prijs is voor de Jeugddans. Ik ben heel blij dat de Jeugddans in de Bis zit en gezekerd is bij de fondsgezelschappen,….. nog wel.

Uitgezoomd naar de wereld: mijn hoop is “een verhaal over een betere wereld voor ons, voor onze kinderen en kleinkinderen en de natuurlijke wereld waar we allemaal afhankelijk van zijn.

Een verhaal dat niet het egoïsme en de kwaadwillendheid van de mens benadrukt, maar juist onze verbondenheid en welwillendheid vooropstelt.

Een verhaal dat de economie niet voorspiegelt als een arena van competitie tussen concurrenten, maar als een netwerk van samenwerking tussen collega’s.

Dat we ons gebaseerd hierop een heel nieuw verhaal, een nieuwe toekomst gaan verbeelden.”[1]

En de JPK zijn heel goed in verbeelden, dus laten we dat blijven doen: MET HOOP !!

[1] Rob Wijnberg in de Correspondent, 11 september 2023