De theaterzaal van Cultuurcentrum Nieuwe Nobelaer in Etten-Leur gaat vanavond niet open. Als gevolg van de coronamaatregelen zijn er de komende weken geen theatervoorstellingen geprogrammeerd. Dat betekent dat ook vrijwilliger Joke van den Bliek vanavond thuisblijft.

Joke van den Bliek (1951) komt bepaald niet uit de lucht vallen in het Brabantse theatercircuit. Toen ze drie jaar geleden als vrijwilliger bij de marketingafdeling van CC Nieuwe Nobelaer in Etten-Leur begon, had ze al 35 jaar theaterervaring op haar conto. Ze is in 1981 bij Stadsschouwburg Concordia in Breda – de voorloper van het huidige Chassé Theater – in de schoonmaak begonnen. Na de verhuizing naar Chassé in 1994 is ze in de horeca van het artiestencafé beland, waar ze het grootste gedeelte van haar arbeidscarrière heeft gewerkt. ‘Ik heb half bekend Nederland gevoerd en aangehoord. Ik zou er een roddelblad mee vol kunnen schrijven.’

De laatste jaren heeft ze in verband met knie- en hartklachten (‘die zijn inmiddels verholpen’) op de financiële administratie van het Bredase theater doorgebracht. Toen ze met pensioen ging was iedereen in haar omgeving erover uit: die kan het theater niet missen, die gaat vrijwilligen. ‘Nou, dacht ik, dat weet ik nog zo net niet. Voor je het weet ben je weer de hele tijd alles aan het regelen.’

Maar via een oproep op Facebook kwam ze drie jaar geleden toch als vrijwilliger in Etten-Leur terecht, bij Cultuurcentrum Nieuwe Nobelaer. Het is kleinschalig en gezellig, vertelt ze, zoals dat ook in de tijd van Concordia was. ‘Het zijn korte lijntjes en je wordt gewaardeerd. En ze regelen alles voor me.’

Om de veertien dagen loopt ze een vast rondje door het centrum van Etten, waar het theater gevestigd is. ‘Aanvankelijk waren er zo’n vijfentwintig locaties, maar er zijn er inmiddels een heel stel afgevallen. Vroeger kon je nog gewoon een postertje bij de Albert Heijn plakken, inmiddels zitten grote ketens er niet altijd meer op te wachten.’

Rond een uur of tien parkeert ze haar auto bij het cultuurcentrum en begint ze de dag met een bakje koffie in de bibliotheek. Dan gaat ze naar de marketingafdeling waar de posters en flyers klaarliggen. Ook haar ‘omakarretje’ staat daar. ‘In het begin had ik alles in een tas, maar dat was een hoop gesjouw, dus toen zei ik: doe mij maar zo’n omakarretje.’ In dat karretje laadt ze, behalve het promotiemateriaal, ook een aantal pennen en natuurlijk speciaal plakband dat geen sporen op de ramen achterlaat of de verf beschadigt. ‘Ik wil het voor Nieuwe Nobelaer goed doen, maar voor de bedrijven op mijn route natuurlijk ook.’

Ze sorteert het materiaal, rolt de posters op en gaat met haar karretje op pad. Ze loopt een vaste ronde langs winkels en bedrijven in het dorpscentrum. ‘Ik geef het niet alleen maar af, maar in principe plak ik ook alles zelf op. Er zijn instellingen die posters komen plakken en het vervolgens niet opruimen, maar ik zorg er ook altijd voor dat het hele plaksysteem steeds weer schoon en netjes is.’

Ze bekijkt steeds per locatie wat handig en logisch is. ‘Bij sommige winkels laat ik alleen wat flyers achter, maar er zijn ook grote locaties waar je wel vier posters kwijt kunt. Bij een kinderkledingzaak hang ik alleen posters van familievoorstellingen.’

Inmiddels is ze bij de meeste locaties een vertrouwd gezicht. ‘Mensen zijn altijd enthousiast als ik weer langskom. Bij het eerste adres wordt me meteen weer koffie aangeboden, maar dan heb ik dus net al een bakje op. Ik probeer me ook altijd te verdiepen in het theaterprogramma, voor als daar vragen over komen.’ Tijdens de route maakt Joke (‘géén “Van den Bliek”, ik heet Joke!’) veel foto’s die ze deelt op haar sociale media.

Ze loopt nu langs ongeveer vijftien adressen in Etten en eindigt weer in het theater. Daar laat ze haar karretje achter en spreekt alvast af wanneer haar volgende dienst is. Rond de kerst of als er andere bijzondere evenementen zijn, gaat ze ook nog even langs de bejaardenhuizen van het dorp om promotiemateriaal achter te laten.

Vervolgens rijdt ze naar Leur, waar ze nog een paar vaste adresjes in het winkelcentrum heeft en dan gaat ze rechtstreeks door naar huis. ‘Alles bij elkaar ben ik meestal rond twee uur ’s middags weer thuis.’ Alhoewel ze soms, als ze toch in het plaatselijke winkelcentrum is, meteen van de nood een deugd maakt: ‘Soms zie ik dat er iets is afgeprijsd, en dan neem ik zo’n koopje natuurlijk meteen mee.’

Zelf gaat ze ook regelmatig naar een theatervoorstelling bij Nieuwe Nobelaer. ‘Omdat ik mijn vrijwilligersvergoeding eraan kan besteden, ga ik soms ook naar voorstellingen waar ik anders niet zo snel naartoe zou gaan, en dan ontdek je weer nieuwe dingen.’ Zo was ze deze zomer naar Klapstoelkabaret gegaan, het verrijdbare pop-upcabaretpodium waar aanstormende cabaretiers coronabestendig kunnen try-outen. ‘Ik vond het heel bijzonder en ben toen meteen nog een keer gegaan.’ Veel artiesten kent ze door haar jarenlange ervaring bij het Chassé ook persoonlijk. ‘Bijvoorbeeld Lenette van Dongen, waar ik 20 december de livestream van ga bekijken. Maar ook iemand als Gerard van Maasakkers. Dat soort mensen zitten in mijn hart en mijn leven verweven.’