Het tweedaagse festival Winternights in Maastricht toont geen producties, geen voorstellingen, maar werk dat nog gemaakt wordt. Het werk gaat ook een intiemere band aan met de toeschouwer dan het meeste theater, omdat het zich steevast afspeelt op de grens van voorstelling op locatie en installatie. Toeschouwers delen de vloer met de performers, of nemen de rol van de performer zelfs geheel over.

Toeschouwers worden niet alleen uitgenodigd in het werk, maar ook betrokken in het proces van de totstandkoming, de voorbereidende manoeuvres. Zo is een heel scala aan presentatievormen ontstaan, van onderzoeksverslag tot bijna-voorstelling. Feedback wordt opgehaald door het publiek van ingewijden en leken met elkaar in gesprek te laten gaan na afloop van de presentatie, of bijvoorbeeld door een telefoonnummer uit te delen, waarop men na afloop een bericht kan inspreken.

Dit alles is bepaald geen overbodige luxe, wanneer je geen theater voor een kijklijst maakt, maar met je publiek een reeks ervaringen bouwt op de plek, wanneer je uitdrukkelijk ruimte wenst te maken voor de gevoeligheid en de eigen inbreng of activiteit van het publiek. De drie betrokken organisaties – SoAP (Space oriented Art Practices), het talentontwikkelingsprogramma Via Zuid en C-Takt (het platform voor transdisciplinair talent uit Belgisch Limburg) – doen al jaren hun best om hiervoor de juiste uitnodiging te formuleren, zowel aan de kunstenaars als aan het publiek. Hoe en waarom iemand haar project zus aanvliegt of zo verder ontwikkelen wil, is steeds opnieuw de vraag na afloop van de relatief korte presentaties en tijdens het wandelen in groepjes van de ene naar de andere locatie in de Maasstad.

Ik begin dit jaar met een audiowerk in het Stadspark, dat tussen imposante stadsmuren en een soort snelweg aan de Maas ligt. Muren en park zijn echter in volle restaurantie, wat het pittoreske karakter van de oude trekplijster enigszins teniet doet. Bij de kiosk worden koptelefoons uitgedeeld, waarna we richting twee parkbanken gaan, met uitzicht op de stadswallen. Terwijl we onze ogen sluiten, spreekt een stem ons toe in uit verschillende talen samengestelde zinnen. Soms stoort de audio, maar hij doet dat zo regelmatig en zonder veel consequenties voor het verloop van de tekst, dat het erbij gaat horen. De stem rept namelijk voortdurend over dat zij het contact kwijtraakt, met zichzelf, met haar lichaam, met de wereld om haar heen, haar huis, de tijd.

‘Ik must be in a very deep sleep gevallend sind’ Barbara T’Jonck heeft een mooie tekst geschreven, al ziet het er zo zwart op wit misschien wat raar uit. Moeiteloos bouwt ze in het Engels, Duits en Nederlands aan de monoloog interieur van een wat verwarde stedeling, die na een nacht feesten in een park belandt en lijkt te hallucineren. Toch blijven de gebeurtenissen op een afstand, omdat ze zo voor de hand liggen na een feestje, en ook omdat de stem zo helder formuleert.

Hoewel er in mij enige ongerustheid opkomt of de ik-persoon niet net iets te kwetsbaar is in dit parkje, kouvat of aangevallen wordt, voelt die zorg ook uitdrukkelijk fictief. Wij zitten hier immers overdag, met uitzicht op shovels en hopen bouwmateriaal. Het is duidelijk een verhaal dat via mijn oren mijn hoofd binnenwandelt. Als we gevraagd worden op te staan en de bouwplaats de rug toe te keren, kan de ik-figuur haar woonboot niet meer vinden en waadt rond in water terwijl de mensen met de koptelefoons zich over een grasveldje in het park verspreiden.

Langzaam pas dringt het tot mij door hoe metaforisch T’Joncks vertelling is. Hoe wij niet erkennen wat we al jaren horen als het over opwarming gaat, dat het misschien wel klinkt als het verhaal van een gek, van iemand die hallucineert. Wanneer T’Jonck uiteindelijk zelf daar blijkt te zijn, live haar tekst sprekend en zendend van tussen de thuja’s grenzend aan het grasveld, meer verkleumd dan wij zo lijkt het, wordt het perspectief op tijd en plaats van het verhaal ergens en ooit wreed doorbroken. Het is een extra wending, die spannend is, maar ook verwart.

Van T’Joncks verkleumde handen en gesuggereerde zwervende bestaan naar een wereld van overstromingen en milieuvluchtelingen is het ineens geen grote stap meer. Misschien kan T’Jonck nog iets doen aan de manier waarop ze ons daar brengt, of heen en weer stuurt tussen de verschillende niveau’s van bewustzijn, hallucinatie en onbewustzijn, plaats en tijd, hier en over driehonderd jaar, waar het verhaal zich eigenlijk afspeelt, zo zegt ze in het nagesprek. Ik had me geen moment gerealiseerd dat het feesten een overgeleverde herinnering zou kunnen zijn, zoals de stadwallen voor onze neus ons zouden kunnen terugbrengen naar de dertiende eeuw. T’Jonck benoemt haar werk als het zoeken naar ‘een toekomstgerichte verhouding tot een plek’. Ze kan dat zeker nog verder ontwikkelen, maar in aanzet is dit een prachtig en spannend project.

Ik deed nog een mooie audiowandeling die dag, maar nu zat ik op een stoel in een kamer met een schemerlamp en een kleine salontafel en verder niets. De tekst is van te voren opgenomen en geëdit en praat met mij via de gebruikelijke koptelefoon. De beelden bij Birgit van Naomi Steijger en Lieselot Mariën worden echter door mijzelf ‘bediend’. Voor mij ligt een klein wit fotoalbum. Ik word uitgenodigd het open te slaan en te bladeren, terwijl ik luister.

In plaats van familiefoto’s zijn er foto’s van pornografische collages, waarin een vrouw een man domineert in allerlei expiciet seksuele poses. De collages zijn uiterst esthetisch, echt prachtig, waardoor het pornografische en zelfs het geweldadige, dat hier en daar opduikt, op de achtergrond verdwijnt.

De stemmen van Steijger en Mariën vertellen over hun vondst in een Frans archief met Art Brut, outsider art. Maar één Nederlandse bijdrage is er in deze verzameling van over de hele wereld, online toegankelijk. Tot hun verbazing vinden ze de indrukwekkende collages – auteur onbekend – en beginnen een werk te maken rond de vonst. Ze vragen zich af wie de collages gemaakt heeft en waarom. Ze vragen mannen en vrouwen in hun omgeving de beelden te beschrijven. Een mannenstem trekt mijn aandacht als hij wijst op het gemene van sommige van de afbeeldingen, hoe de man een ding wordt, zonder hoofd, ledematen, zijn geslacht is een keer weggeknipt.

Maar mijn fascinatie voor de plaatjes, die over het algemeen vrij gebruikelijke vrouwelijke fantasiën tonen, leidt af van wat de stemmen zeggen, totdat Steijger een volgend voorstel doet. Zou dit het werk kunnen zijn van een vrouw die juist hele vervelende situaties heeft meegemaakt met mannen en deze nu opheft, of wreekt zelfs, door in haar fantasie de boel om te draaien, met de  montage van de beelden,

Voordat ik het doorheb is de seance afgelopen. Ik bel het nummer en laat een bericht achter, veel te snel, veel te vroeg nog. Ik heb mijn gedachten niet echt op orde. Na afloop raak ik met Mariën en Steijger in gesprek en deel ik fris van de lever alsnog mijn enthousiaste ervaringen met hen. Ze blijken door de achterkant van de foto’s een idee te hebben van de datering en de plek. Amsterdam, eind zestig, begin zeventig. Grappig. Ik moest denken aan Ramses Shaffy & Liesbeth List. Zou zij zich in de late avond, alleen thuis, na het bubbelbad en de champagne, geamuseerd hebben met dit soort plaatjes? En ja, die wrede kant, wat zegt dat, waar gaat die?

In de middag was ik nog bij MOHA (Alice Pons en Olivia Reschofsky) met hun buurtproject in Pottenberg, een buurt een stuk uit het centrum die tijden lang on hold werd gezet door de politiek, maar ook beschermd stadsgezicht is. Vanuit hun tijdelijke woning aldaar kregen we al spelenderwijs een eerste inzicht in hoe de wijk in elkaar zit en welk project zij in Pottenberg met een ijskar anex beautysalon anex bar anex minigolf willen gaat doen.

Evelien Cammaert was met haar project echt nog aan een eerste opzet bezig, van een werk waarin verschillende fotocollecties – in kartonnen dozen en albums, maar ook in apparaten zoals hetgeen waarop u nu leest – samenkomen. We zochten een beeld in onze telefoon en plaatsten dat naast, boven en bij de beelden van andermans telefoons, als ook met witte handschoentjes uitgekozen beeltenissen uit de dozen die Cammaert had voorbereid.

En dan sprak ik nog met Fanni Nanay, die als gast op het festival aanwezig was. Zij is directeur van een Hongaars in situ-festival PLACCC en heeft het zwaar onder Orban. Locatietheater en installaties in de publiek ruimte zijn als parkieten in de koolmijn, realiseer ik mij tijdens het gesprek. Welke consequenties heeft de overwinning van de PVV en de andere zeer rechtse of conservatieve partijen voor het performance- en theaterveld dat in de publieke ruimte wil ingrijpen, dat kritisch wil benaderen? Met Kees Lesuis, oud-programmeur van Oerol en nu hoofd internationale ontwikkeling, ontstaat een gesprek over de toekomst van culturele organisaties in Europa en daarbuiten, dat zij weldegelijk de kwaliteit van de atmosfeer in het publiek domein testen.

Foto: Fransien van der Putt