Op het uitreikingsprogramma van De Toneelschrijfprijs blikte dramaturg Tom Helmer zondag terug op ons eerste seizoen theatertekstkritiek. Wat viel op aan de stukken die we met DeClaus op Theaterkrant bespraken? 

Personages in een toneelstuk hebben zo’n tachtig pagina’s lang de tijd voor elkaar. Nooit worden ze eens gestoord door een energieleverancier die hun 06-nummer te pakken heeft gekregen. Nooit zijn ze in de winkel een belangrijk ingrediënt vergeten voor het gerecht dat ze willen koken. En als dat wel zo is, dan heeft dat een reden. In een toneelstuk blijft lekker veel buiten de deur en staat alles precies op de goede plek, zodat we alle rust en ruimte hebben om de personages te volgen, ons aan hen te spiegelen en tot op de bodem van hun ziel te kunnen bekijken. De toneeltekst is niet al te groot en overzichtelijk ingericht. Een beetje als een Scandinavisch vakantiehuisje.

Ik had natuurlijk beter moeten weten, maar ik moet toch bekennen dat dit een beetje het beeld was dat ik had toen ik op het punt stond om, voor dit korte jaarverslag nog eens rustig de 34 kritieken te herlezen die we met DeClaus afgelopen seizoen op de Theaterkrant hebben doen verschijnen. Ik maakte me op voor een ochtendje dauwtrappen in een Roompot vakantiepark, maar zo idyllisch zou het niet gaan zijn. Het leek meer op twee middagen snuffelstage bij een groot afvalverwerkingsbedrijf. Het was vaak vies, maar vooral grootschalig en evident in relatie met de wereld. Groot en episch waren ook vaak de bijbehorende producties. Ik geef een paar voorbeelden.

Ramsey Nasr schreef met het complete Koninklijk Concertgebouworkest in de coulissen zijn persoonlijke bewerking van De Dood in Venetië. Niet alleen het verhaal van Thomas Mann vertelde hij opnieuw, hij keek ook naar de bronnen van dat verhaal. Het idee dat Mann met zijn creatie ook pedofiele zieleroerselen heeft willen bezweren, is een belangrijk thema. Een werk over vertellen dus. Over wat je vertelt, wat niet en hoe je dat doet.

Daarover gaat ook de zorgvuldig gecomponeerde lecture performance Short of Lying, van Luandra Casella. Een paar jaar voordat deze Vlaams-Braziliaanse auteur Short of Lying schreef, had zij onder ogen moeten komen dat ze last had van een lelijke internetverslaving. En, erger, dat ze zichzelf als auteur in leven hield door van dat typische clickbaitnieuws te schrijven en dus op professioneel niveau bijdroeg aan die verslaving. Ze vertelt het verhaal over hoe ze er bovenop komt met precies de geestigheid die het zo goed doet op het internet.

Ondertussen bestookt ze haar publiek met het uitgebreide arsenaal verteltechnieken die schrijvers en vertellers tot hun beschikking hebben. Maar liefst negentien schiet ze er af, waaronder – het is een Engelstalige tekst – confession, cliffhanger, backstory, unreliable narrator, digression, flashback, epiphany, foreshadowing en catharsis. Terwijl ze trefzeker uitlegt hoe al deze technieken werken, laat ze ons tegelijkertijd hun impact voelen door ze in te zetten bij het vertellen van haar persoonlijke verhaal.

In de uitgebreide wereld van The Nation van Eric de Vroedt hoef je niemand te vertellen hoe ongelofelijk belangrijk het is om de aandacht van miljoenen kijkers, luisteraars en krantenlezers te kunnen trekken en sturen. Media, om niet te zeggen ‘de media’, maken en breken hier alles. De onderlinge strijd tussen de personages zou je ook kunnen zien als een zesdelig ritueel waarin mensen zichzelf en elkaar offeren aan de god van de camera en microfoon.

In het driedelige GAS, van Tjeerd Bisschof, gaat het, anders dan je zou denken, niet zozeer over de botsing tussen aan het ene einde de globaal opererende ministeries in Den Haag en aan het andere einde de Groningers. Dit onderhoudende stuk gaat, door middel van prachtige personages, over de politieke tegenstelling in onze welvaartsstaat die zolang betaald is met de gasbaten. Hoeveel waarde hecht je aan je persoonlijk welbevinden en hoeveel laat je je gelegen liggen aan hen met wie je verbonden bent als land-, streek-, huis- of bedgenoot? GAS is een kroniek van hoe in Nederland de sociaal democratie het verloor van het liberalisme.

Als laatste voorbeeld van hoe aangrijpend, groots en maatschappelijk de toneelliteratuur op DeClaus vaak was in het afgelopen seizoen, noem ik graag het stuk Ik herinner mij het niet meer van de Syrische regisseur en toneelauteur Waël Ali.

In 2013 interviewde Waël Ali de Syrische muzikant en voormalig politiek gevangene Hassan Abdul Rahman. Tijdens het regime van Hafiz al-Assad, vader van de huidige Syrische president, zat hij acht jaar in de Sednaya-gevangenis nabij Damascus (van het midden van de jaren tachtig tot het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw). De meeste verhalen in het stuk, komen uit die periode van gevangenschap. Harde, ontroerende en verwarrende verhalen over verlies, marteling en overleven. Over het paradoxale feit dat de gevangenis misschien de enig plek is waar je in een autoritair regime echt je mening kan zeggen.

Maar tijdens de interviews en de aansluitende repetities waarin deze eigenlijk tekst werd ontwikkeld, breekt de oorlog in Syrië in alle hevigheid los. De wereld die via de interviews langzaam in het geheugen van Hassan was hersteld, wordt op hetzelfde ogenblik door de oorlog vernietigd. Hassan zegt: ‘Vandaag, gezien wat er in Syrië gebeurt, denk ik: wat een banaal verhaal! Het lijkt me te gewoon. Tegelijk denk ik: als de gebeurtenissen in Syrië de norm zijn, zijn er dan nog wel verhalen die stand kunnen houden?’

In 2004 drukte ik mijn neus tegen de ruit van het professionele theater. Theatermaker Eric de Vroedt was toen het meest opwindend omdat hij de tiendelige reeks Mighty Society begon. Mighty Society, de samenleving is groot. Vele andere makers gingen zich ook engageren. Ik herinner me nog hoe lang dat best onwennig heeft aangevoeld. Dat gevoel is nu helemaal verdwenen. Als de samenleving groot is, en veel te verwerken heeft, dan moet het theater en dus de toneelschrijfkunst ook groot zijn. Kom maar hier met je afval, wij kunnen het wel aan.

Foto: Dood in Venetië door ITA, Jan Versweyveld