Mann:
Het is goed dat de wereld alleen het
schone resultaat van ons werk kent, niet de
oorsprong ervan. Kennis van de bronnen
zou haar afschrikken en de werking van het
voortreffelijke tenietdoen.

Deze opmerkelijke uitspraak heeft Ramsey Nasr, tegen het eind, in zijn bewerking van De dood in Venetië verwerkt. Opmerkelijk omdat ik mij bij het schrijven van deze tekstrecensie voor precies dit vraagstuk naar voorkennis zag gesteld. Opmerkelijk ook omdat ik het er, naargelang de context, zowel wel als niet mee eens ben. Dit alles behoeft wellicht enige uitleg.

Ramsey Nasr bewerkte voor regisseur Ivo van Hove de beroemde novelle De dood in Venetië (1912) van Thomas Mann voor een grootschalige co-productie van het ITA en het Koninklijk Concertgebouworkest. Een muziektheaterstuk dat vorige week in Amsterdam in première ging. Om deze gedroomde samenwerking luister bij te zetten bezorgde De Bezige Bij een mooie uitgave van de tekst, onder de titel Mijn dood in Venetië. Het boek omvat zowel een essay van Nasr over de totstandkoming van zijn bewerking – Door niemand aangeraakt – als de bewerking zelf met als titel Dood in Venetië.

Moest ik dat begeleidende essay lezen, vroeg ik mij af, om iets zinnigs (het juiste?) over die bewerking te kunnen zeggen? Context is everything tenslotte. En juist daarom dacht ik: nee, ik kan niet ont-weten wat ik weet en als ik weet wat de beweegreden voor de ene of de andere keuze was, dan wordt het wellicht moeilijk om die niet ook in het werk te projecteren. Zo gedacht, zo gedaan. En in zekere zin wordt de juistheid van die keuze door het bovenstaande citaat bevestigd, ware het niet dat kennis van de bronnen en de oorsprong van een werk juist de basis van Nasrs bewerking zijn en daarom wel degelijk van belang. Ook dat behoeft natuurlijk enige uitleg.

Nasr plaatst zijn bewerking binnen de context van de ontstaansgeschiedenis van Manns novelle. Hij creëerde een raamvertelling die zich afspeelt in het huis van het echtpaar Thomas en Katja Mann op het moment dat Thomas Mann zijn novelle schrijft. Chronologisch-analoog aan het door Nasr beschreven schrijfproces ontplooit zich de bewerking van de novelle. Nasr creëerde dus een eigen vertelling over het echtpaar Mann als parallel met, of complementair aan de oorspronkelijke vertelling met dien verstande dat (ook) Nasrs vertelling is gebaseerd op verifieerbare, historische feiten. Feiten die ik toch wilde nalopen om zeker te weten of een en ander wat de basale biografie betreft, kloppend werd weergeven. (Was er een baby toen Mann zijn novelle schreef? Welke van zijn zes kinderen was dat dan? Woonden ze inderdaad in München? Wanneer zag Mann zijn eigen Tadzio. Hoe oud was die dan?) Een zoektocht die maakt dat er naast de geciteerde uitspraak in de kantlijn van mijn exemplaar van het stuk met grote letters staat: ‘Oh ja?’ Dat leesteken voor ironie moest er toch maar eens van komen.

Dat gezegd hebbende, de dubbele verhaallijn levert op het eerste gezicht beslist interessante resultaten op. Allereerst is dat dus inzicht in de autobiografische componenten van de beroemde novelle. Mann verhaalt over een schrijver van middelbare leeftijd die zich tijdens een verblijf in Venetië in zijn passie voor een Poolse jongen verliest, met cholera besmet raakt en sterft. Nasr weet met een aaneensluiting van gepolijste scènes, er staat geen woord te veel in dit toneelstuk, aannemelijk te maken dat de figuur van Von Aschenbach voor Mann als een exorcisme fungeerde en dat de beschrijving van, en inleving in de wederwaardigheden van het personage overeenkomen met het doorleven én uitbannen van Manns eigen verlangens. Bovendien levert deze poging tot exorcisme een aantal fraaie scènes op. Bijvoorbeeld wanneer Von Aschenbach zich verzet tegen wat Mann met hem van plan is.

Von Aschenbach:
Eros?
Zeg, rustig aan hè.
(Steekt een sigaret op.)
En ik steek nu pas mijn sigaret op.

of wanneer Katja zich realiseert wat nu precies het onderwerp van de novelle is.

Mann:
Het gaat om… om… de schoonheid als
godsidee. Begrijp je? Het is niet reëel, het is
Plato… Verlangen en… Deugd, en…
(Denkt na)
Goed ik maak hem ouder.
Ietsje ouder. Dertien.
(Probeert te onderhandelen.)
Vijftien?
(Katja pakt de kleine op uit de wieg.)
Waar ga je naartoe?

Katja:
Deze plek is besmet.

En waarom is die ruimte besmet? Omdat Katja heel goed aanvoelt dat haar man liegt. Het boek gaat niet om de schoonheid als godsidee, het gaat over (het uitbannen van) lustgevoelens gericht op een onvolwassen, pre-puberaal kind. Het ergerlijke aan dit toneelstuk zijn vervolgens de consequenties, of het gebrek eraan, die Nasr aan dit inzicht verbindt. De rest van het stuk is een verwoede poging om dat we nu dus weten in naam van de kunst gewoon maar weer te vergeten. Het huwelijk tussen Katja en Thomas blijft ondanks wat tegensputtering van Katja gewoon in stand. Want, zo zegt ze: ‘… wij geloven in de harmonie die tussen twee zielen kan bestaan. Wij maken geen ruzie’. Dat had ze wel moeten doen.  ‘Ja, hè hè, natuurlijk…’, zult u nu wellicht denken, ‘…wat flauw, zo is het nu eenmaal ook gegaan.’ Dat zal allemaal wel, maar hoe het niet is gegaan is wat er vervolgens met Tadzio, die toch ook echt heeft bestaan, gebeurt.

Nasr geeft Mann/Von Aschenbach – en daarmee trouwen ook aan ons – een expliciet erotische fantasie over Tadzio cadeau. In de novelle heeft Von Aschenbach een dionysische koortsdroom vol erotische symboliek waarin hij zich voegt bij een extatische massa mensen en die eindigt in een ‘grenzeloze vermenging’. In het stuk heeft Von Aschenbach een droom waarin hij Tadzio uitkleedt. Deze verzet zich aanvankelijk maar na een ‘Tragekrachtmeting, agressief en sensueel’ als ‘twee dieren in een paringsgevecht’ zoenen ze en eindigen ze ineengestrengeld. Von Aschenbach – nog steeds geheel gekleed – ontwaakt vervolgens uit zijn droom, maar Tadzio blijft naakt en voor dood achter. En dat is natuurlijk helemaal niet wat er werkelijk is gebeurd. ‘Ja, jeetje, ook al weer zo flauw, dat is toch gewoon een metafoor, dat moet je niet zo letterlijk nemen. Dat is om te laten zien wat er gebeurt als je je aan jongentjes vergrijpt.’  Maar, zoals de Engelsen zo mooi zeggen: I smell a rat. Hier wordt van twee walletjes gegeten. Nasr wil én een morele uitspraak doen over iets wat hij afkeurt én dat wat hij afkeurt toch ook in geuren en kleuren aan ons laten zien. Daar verzet ik me tegen.You can’t have your cake and eat it.

Lees hier onze recensie van de opvoering van Dood in Venetië door Internationaal Theater Amsterdam en het Koninklijk Concertgebouworkest.