‘Ik vind het belangrijk dat we elkaar bevragen, een scherp gesprek voeren’ zei afscheidnemend regisseur Liesbeth Coltof gisteren in haar Staat van het Jeugdtheater. Samen met de jonge regisseurs Wieke ten Cate en Belle van Heerikhuizen las ze voor uit een briefwisseling die ze met z’n drieën hadden gevoerd. Aan het eind riepen ze het publiek op hun voorbeeld te volgen. ‘Laten we een keten van brievenschrijvers oprichten.’

In de briefwisseling deelden de drie regisseurs hun eerste ervaringen met jeugdtheater, hun inspiratiebronnen en dilemma’s. In hoeverre moeten we als theater betrokken raken bij het maatschappelijke debat? (Coltof) Mocht ik mij als overwegend hetero vrouw wel toeleggen op een stuk over homo jongens? (Van Heerikhuizen) Heb ik het recht om alle verhalen te tonen? (Wieke ten Cate).

In de ervaringen van de regisseurs zaten ook mooie tegenstellingen. Toen Coltof begon met haar carrière werd het jeugdtheater nauwelijks serieus genomen. ‘Er zat werkelijk niemand op te wachten, er waren geen recensies, nauwelijks schouwburgen die de voorstellingen wilden programmeren, nauwelijks scholen die theater zagen als belangrijk voor hun leerlingen’ zei Coltof.  Tegelijkertijd voelde die desinteresse voor haar als ‘een beschermende mantel waarin je alles uit kon proberen.  Die eerste vijftien jaar van het huidige jeugdtheater ‘waren een explosie van creativiteit, van inhoud en vorm’.

Voor jonge jeugdtheatermakers van nu ligt het anders. ‘We zijn gezelschappen geworden, met vele voorstellingen per jaar, met publiekscijfers en educatie, met cao’s en directies’, legde Coltof haar opvolgers uit. ‘In deze wereld komen jullie het theater in. Soms ben ik bang dat met er met de verantwoordelijkheden en taken iets verdwijnt van de ongebreidelde creativiteit.’ Van Heerikhuizen ervaart het als een geweldige verworvenheid dat ze niet meer hoeft te vechten voor het belang van jeugdtheater. ‘Maar dat het jeugdtheater nu tot het bestel hoort, heeft ook geleid tot taken en verantwoordelijkheden. En daarmee misschien wel tot verpreutsing en vercommercialisering.’ Ten Cate mist nu plekken ‘om te experimenteren, waar je autonoom onderzoek kan doen’.

Een andere klacht van de regisseurs lijkt een constante. Van Heerikhuizen: ‘Nog steeds moet het niet te zwaar zijn, want anders komen de kinderen niet. Of eigenlijk: anders durven de ouders hun kinderen niet mee te nemen. Of durven de theaters het niet te programmeren. Nog steeds onderschatten volwassenen kinderen consequent.’

Lees de Staat van het Jeugdtheater 2018

Foto: Jean van Lingen