Tien jaar geleden zette André van Duin een punt achter zijn typetjes als Willempie, Meneer de Bok en Jaap Aap, waarmee hij meerdere generaties aan het lachen heeft gemaakt. Hij was klaar met de ‘gekkigheid’ en wilde geen versleten oude komiek worden. In zijn nieuwe leven ontpopte de gekke-bekken-trekker zich tot een serieuze acteur en een rustige, licht ironische presentator. De metamorfose was compleet toen hij in mei 2021 een indrukwekkende toespraak hield op de Dam tijdens de Nationale Dodenherdenking.

Bert Kuizinga, die in 2005 naast Van Duin in de revue op de planken stond als de vervanger van de zieke Ron Brandsteder, sprak twintig collega’s en vrienden van de man die waarschijnlijk een honderd procent naamsbekendheid in Nederland heeft. Tussen de interviews door met onder anderen Simone Kleinsma, Frans Mulder, Janny van der Heijden, Matthijs van Nieuwkerk (die in bijna hagiografische woorden spreekt) en Ron Brandsteder, zijn gesprekken met de 75-jarige Van Duin verweven. Het boek, dat absoluut niet pretendeert een biografie te zijn, wordt afgesloten met een mooie brief van Mark Rutte. Kuizinga heeft een prettige vorm gevonden, die het boek afwisselend en aangenaam intiem maakt.

Als je binnen de vriendenkring blijft, is het natuurlijk lastig om een kritische stem te laten horen. Maar als je deze interviewbundel uit hebt kom je tot de conclusie dat het sowieso lastig, of waarschijnlijk zelfs onmogelijk zou zijn om negatieve opmerkingen te verzamelen. Want Van Duin is geen man die ruzie maakt. Hij heeft ook nooit de behoefte gehad om de barricade te beklimmen voor homo-emancipatie. Daarom was het zo indrukwekkend dat hij de homovervolging tijdens de tweede wereldoorlog, en eigenlijk nog steeds op veel plekken, zo nadrukkelijk in zijn speech op de Dam benoemde.

Van Duin heeft een zeer selectieve culturele smaak en maakt zich niet echt druk om politiek, maar hij zal nooit in het openbaar iets naars over collega’s of politici zeggen. Ook tegen de honderdste fan die hem om een handtekening of selfie vraagt zal hij vriendelijk en aardig blijven.

Niet iedereen is even gek op het repertoire van Van Duin. Youp van ’t Hek geeft toe dat hij geen kaartje zou kopen voor de man ‘van het hoedje en het petje’, maar hij ziet wel in dat Van Duin in dat genre weergaloos was. En datzelfde geldt voor zijn huidige rol als presentator. ‘Ik kijk geen complete aflevering van Heel Holland Bakt, maar als ik flarden zie, denk ik: dat doe je hartstikke goed.’

Aangezien het boek focust op de laatste tien jaar van Van Duin komen in de gesprekken steeds twee onderwerpen naar voren: de manier waarop Van Duin de serieuze rollen heeft aangepakt en de gigantische klap die hij kreeg door het overlijden in januari 2020 van Martin Elferink, de liefde van zijn leven. Daarom wordt meerdere keren hetzelfde gezegd in iets andere bewoordingen. Een strenge redacteur had het boek daarom beduidend puntiger kunnen (en moeten) maken.

Vooral over het verdriet van Van Duin en hoe hij met het verlies is omgegaan, zijn de meningen absoluut niet verdeeld. Iedereen heeft gezien dat de 20 jaar jongere Elferink Van Duin meer outgoing en opener heeft gemaakt, minder bescheiden en minder introvert en dat Elferink zijn geliefde op alle mogelijke manieren heeft bijgestaan. Van Duin verzette bijna geen stap zonder zijn man aan zijn zijde en voelde zich na zijn dood geestelijk geamputeerd. Van Duin vindt het vreselijk om alleen thuis te zijn. Ofschoon hij niet uitsluit dat hij nog eens een nieuwe liefde zal vinden, is het wel lastig om zich in het echte leven te storten, want overal is hij toch die beroemde André van Duin, terwijl hij het liefst gewoon en anoniem door het leven wil gaan.

Met Kees Hulst zette Van Duin in het stuk The Sunshine Boys de eerste serieuze toneelstappen, iets wat Joop van den Ende hem al eerder had aangeraden. Hulst vertelt over een uiterst wrange situatie tijdens de opname van de tweede serie van Het geheime dagboek van Hendrik Groen, de succesvolle tv-serie van Omroep Max over de bewoners van een bejaardenhuis. Men ging op zoek naar een graf voor het personage van André van Duin. ‘De doodzieke Martin ging zelfs mee naar de begraafplaats om die keuze te maken. Alles wat er in de serie gebeurde, sloeg één-op-één op hun situatie thuis. Het was een regelrechte ramp. Daar, op die begraafplaats, haalde de werkelijkheid de fictie in. En dat had effect op zijn toneelspelen. Het raakte zijn kern en hij brak. André ging kapot van binnen. Om twee uur moest André weg, want om drie uur kreeg Martin de uitslag. Vlak daarvoor moest hij zijn eigen euthanasiescène spelen. Die parallelle wereld was waanzinnig.’

Van de interviews zijn de hoofdstukken met Joop van den Ende, Kees Hulst en regisseur Gijs de Lange het meest interessant. Van den Ende, wiens bedrijf voor een groot deel gebaseerd is op het succes van André van Duin, schetst de ontwikkeling van zijn protegé, vriend en commercieel compagnon op een fijne manier, waarbij hij evenwicht bewaart tussen persoonlijk en zakelijk. Twee mannen met een volkse achtergrond die zich naar de amusementstop hebben geworsteld.

Van den Ende dist een aantal zeer vermakelijke anekdotes op. Zo was hij in Apeldoorn geweest voor een voorstelling met Mary Dresselhuys en reed nog even door naar Harderwijk waar André voor een groep militairen speelde. Van Duin had de voorstelling afgeraffeld en was al snel vertrokken, want de soldaten vonden er niets aan. Van den Ende was woest en gaf zijn chauffeur opdracht om erachteraan te racen. Vlak bij Eemnes ziet Van den Ende de auto met Frans van Dusschoten en Van Duin:

Tegen de chauffeur brul ik: “Rijd ze klem!” Daarna heb ik ze he-le-maal verrot gescholden. ‘Jongens, zo verpesten jullie het hele bedrijf en wie krijgt er de klachten? Ik.’ Waarop André eerst naar mij, dan naar zijn buurman kijkt en met een stalen smoel tegen Frans zegt: ‘Ik ken die man niet. Jij?’ Toen moest ik toch weer onbedaarlijk lachen, natuurlijk.

In het gesprek met regisseur Gijs de Lange lezen we hoeveel moeite het Van Duin kostte om zijn komische verleden helemaal af te schudden tijdens het repeteren voor The Sunshine Boys over een komiek in zijn nadagen. Van Duin speelde aanvankelijk alles veel te groot, te expliciet en op de lach, waardoor van het originele stuk niets overbleef. Ook zijn echtgenoot Martin deed een belangrijke duit in het zakje: ‘Wat flik je me nou man? Je kunt net zo goed een korte broek aantrekken en een alpinopet op je hoofd zetten.’ Uiteindelijk gaf Van Duin zich gewonnen en werd het een groot succes.

Kuizinga heeft een fijn boek afgeleverd. Groot manco is echter het ontbreken van een namenregister. De volledige biografie van Van Duin moet er zeker komen, maar in Gewoon André wordt in ieder geval al vast een hele cruciale periode in zijn leven beschreven, waar een toekomstige biograaf veel plezier van kan hebben.

Gewoon André van Bert Kuizinga is uitgegeven door FC Klap, 270 pagina’s, € 22,50. Foto boven: André van Duin in The Sunshine Boys, Leo van Velzen