Een onvergetelijk televisiemoment komt uit het programma Taxi, waarin Maarten Spanjer als taxichauffeur in gesprek gaat met passagiers. In 1995 heeft hij acteur Rijk de Gooyer in de auto, die op de A2 het raampje omlaag draait en zijn zojuist gewonnen Gouden Kalf met een vette grijns wegsmijt. Het past perfect in het beeld dat bestaat van de kwajongen De Gooyer.

De acteur had deze Nederlandse Oscar gekregen voor zijn rol in de film Hoogste Tijd van regisseur Frans Weisz, naar de roman van Harry Mulisch. Ondanks de positieve recensies deed de film het vooral buiten de Randstad beroerd. Het publieke gemopper van De Gooyer dat ‘hij niets van de film begreep’ heeft het publiek ook niet direct over de streep getrokken. Het leverde De Gooyer wel zijn tweede Gouden Kalf op voor beste acteur, die werd uitgereikt tijdens de Utrechtse Filmdagen.

De Gooyer had niets met het opgeklopte filmwereldje en al helemaal niets met het Utrechtse festival, met de lauwe pils en ‘halfbakken jury van mislukte acteurs’. Toen hij in de rij moest staan voor de consumptiebonnen lokte zijn vriend Maarten Spanjer hem naar buiten, naar de klaarstaande taxi. Na vakkundig jennen door Spanjer over die ‘waardeloze prijs’ laat De Gooyer zich niet kennen. Wat niet meer in de uitzending kwam, was dat Spanjer de wagen na de worp op de vluchtstrook zet en Rijk de Gooyer uitstapt om het beeld weer op te rapen. Het Kalf kreeg een plekje in Rijks Amsterdamse stamkroeg De Zon.

De bioscopen liepen in het verleden lang niet altijd vol voor Nederlandse films. Het bijna traditioneel gebrekkige geluidsniveau en het chronisch tekort aan scenarioschrijvers van hoog niveau zijn daar voor een groot deel debet aan. Ook gold in die tijd, nog veel sterker dan nu, dat wat je van ver haalt (Hollywood dus) lekker is. Daarom zal Rijk de Gooyer (Utrecht, 1925 – Amsterdam, 2011), die in niet minder dan 65 films heeft gespeeld, bij het grote publiek toch vooral bekend zijn van zijn spraakmakende (en vet betaalde) televisiecommercials voor onder meer verzekeringsmaatschappij Reaal (‘Foutje, bedankt’) en het Franse roomkaasje Paturain (‘Goed gedaan, jochie’) en als aangevershelft van Een Paar Apart naast Johnny Kraaykamp.

De lezers van de roddelbladen en de showpagina van de grootste krant van Nederland zullen ook de nodige verhalen hebben gelezen van de vele vechtpartijen in het café en de vele ruzies met collega’s op de filmset en in kunstenaarssociëteit De Kring. De Gooyer beheerste het vak van beledigen zonder aanziens des persoons tot in de puntjes. Aan een joodse vrouw op De Kring die naar zijn mening wat al te overdreven met korte mouwen rondliep, zodat iedereen het op haar arm getatoeëerde kampnummer kon zien, vroeg hij: ‘Is dat uw telefoonnummer?’

Flarden van De Gooyer kennen we dus allemaal. Maar dat er nu een heel fijn overzicht is van het buitengewoon brede werkveld van de flamboyante en ook licht ontvlambare De Gooyer danken we aan historicus Olaf Broos, die de veelomvattende biografie Het niet geheel ontoevallige leven van Rijk de Gooyer heeft geschreven. We zien De Gooyer als toneelspeler, zanger, komiek, schrijver en filmacteur. Broos is ontegenzeggelijk een fan van De Gooyer, maar toont genoeg afstand en is niet te beroerd om de zwakke kanten van De Gooyer ongezouten te belichten.

Zo dekt Broos de onbeschofte kant van De Gooyer en zijn omgang met duistere mannen uit de onderwereld niet af en schiet hij veel gaten in de door De Gooyer met veel bravoure opgepompte oorlogsgeschiedenis. Hij heeft veel meegemaakt in de jaren 1944-1947, maar zijn leugens achteraf zijn bijna niet te tellen. Voor De Gooyer gold dat de waarheid een mooi verhaal niet in de weg mocht staan.

Zijn oorlogsgeschiedenis zou nog een totaal verkeerde kant op zijn geschoten als vader zijn zoekende zoon niet met een paar rake klappen had weerhouden om zich te melden bij een jeugdopleiding voor de Duitse Wehrmacht.

Na een avontuurlijke tocht komt Rijk in oktober 1944 in het bevrijde deel van Nederland aan. Door zijn bravoure en kennis van het Engels kon hij als tolk en manusje van alles onder de vleugels van het Amerikaanse leger meeliften. Ook heeft hij zijn diensten aangeboden bij het Britse leger dat een deel van het verslagen Duitsland bezet hield. Maar van de door Rijk geclaimde Amerikaanse Purple Heart-onderscheiding kan Broos geen bevestiging vinden. En ook zijn later breed uitgemeten rol bij de arrestatie van SS topman Heinrich Himmler en zijn aanwezigheid bij de bevrijding van het kamp Bergen Belsen worden door Broos naar het rijk der fabelen verwezen. Maar dat De Gooyer een aantal ruige en vormende oorlogsjaren heeft meegemaakt, staat buiten kijf. Het is bijzonder dat De Gooyer later zoveel werk in Duitsland heeft aangenomen. Maar ook daar heeft hij menigeen met zijn scherpe humor en verwijzingen naar de oorlog op de kast gejaagd.

Na zijn terugkeer in Nederland in 1947 kwam zijn artiestenbestaan langzaam op gang, via radiowerk voor vrijwel alle omroepen, het schnabbelcircuit, en een zeer kort verblijf bij het ABC-cabaret van Wim Kan, die zijn collega’s Toon Hermans en Wim Sonneveld waarschuwde voor deze ‘nietsnut met een grote bek die té dikwijls na de voorstellingen wil naborrelen.’ Tot hij in 1953 Johnny Kraaykamp ontmoette, met wie het ondanks hun verschillende karakters op het podium uitstekend boterde. Herman Pieter de Boer omschreef de tegenstelling helder: ‘Johnny worstelt zich door het leven en Rijk slingert zich erdoor.’ Vervolgens werd hij door de diverse filmregisseurs opgepikt en heeft De Gooyer goed verdiend. Veel van dat geld is er ook weer roekeloos doorheen gejaagd, want genieten stond bij Rijk de Gooyer op nummer één.

De norse gezichtsuitdrukking en zijn ingebakken sarcasme hebben hem veel ‘foute rollen’ opgeleverd. Broos somt op: een sadistische collaborateur in Soldaat van Oranje (1977), een behaagzieke schuinsmarcheerder in An Bloem (1983), een grofgebekte commandant in Schatjes! (1984), een louche zwarthandelaar in Schaduw van de overwinning (1986), een norse grootvader in Madelief (1988) en een uiterst cynische mopperkont in de tv-serie In Voor- en Tegenspoed (1991-1997).

Olaf Broos heeft een vrijwel voorbeeldige biografie geschreven, ook al zorgt zijn streven naar volledigheid bij het beschrijven van de vele activiteiten van De Gooyer ook wel een paar keer voor een nou-weten-we-het-wel-gevoel. Maar alles wat je van De Gooyer zou willen weten staat in het groot formaat boek van 348 pagina’s. Broos is heel vlijtig de militaire (Rijks Staat van Dienst van het Ministerie van Defensie), literaire en beeld- en geluidarchieven ingedoken. De Gooyer heeft in zijn leven veel interviews gegeven, dus Broos kon hem gelukkig vaak aan het woord laten.

Daarnaast heeft de biograaf de juiste mensen geïnterviewd, die niet alleen met een stortvloed aan smakelijke anekdotes over de brug zijn gekomen, maar ook veel wisten te vertellen over het bijna ongrijpbare karakter van De Gooyer, die zowel een onuitstaanbare treiterkop als een zachtmoedige man kon zijn. Een man met een calvinistisch arbeidsethos, dat hij van zijn vader, een hardwerkende bakker, had meegekregen. Een man die de ene na de andere klus aannam, altijd zijn teksten goed kende en altijd op tijd aanwezig was. Maar die calvinist hield er wel een bourgondische, hedonistische, op vrouwen en alcohol gerichte levensstijl op na.

De Gooyer was niet snel uit het lood geslagen. Als zijn villa in Giethoorn met al zijn persoonlijke bezittingen afbrandt, pakt hij de smeulende resten bij elkaar en laat een nieuw huis bouwen op dezelfde plek. De brand was waarschijnlijk een wraakactie na de zoveelste caféruzie in het dorp, waar De Gooyer tot rust kwam, en waar hij met schrijver Eelke de Jong en tekenaar Peter van Straaten een soort van ratpack vormde, met alcohol als smeerolie. Maar ook op die rustplek zorgde hij toch ook wel weer voor veel onrust.

Dat luidruchtige deel van zijn karakter kan niet los worden gezien van zijn onzekerheid, die eigenlijk constant overschreeuwd moest worden. Ook was het een manier om niet in het openbaar te laten blijken dat hij eigenlijk strontjaloers was op Johnny Kraaijkamp, die een veel minder uitbundig leven leidde, maar wel – zeker door zijn rollen aan het grote toneel – echt serieus werd genomen. Een zeker minderwaardigheidsgevoel heeft De Gooyer zijn leven lang parten gespeeld. Broos stelt heel bondig: ‘Het ware talent van Rijk is altijd onder de oppervlakte gebleven.’

De biografie is inhoudelijk uitstekend, maar voor zo’n kleurrijk figuur als Rijk de Gooyer is het boek dodelijk saai vormgegeven en wel erg karig geïllustreerd: een handvol zwart-witfoto’s van slechte kwaliteit en een nauwelijks leesbaar briefje van het koninklijk huis uit 1947 waarin de familie De Gooyer op de hoogte wordt gesteld van de dood van zoon Cees tijdens militaire acties in Nederlands Indië/Indonesië. En verder is het een groot gemis dat er geen namenregister is opgenomen, terwijl er toch zo’n eenvoudig programma voor bestaat om zo’n onmisbare lijst samen te stellen.

Rijk. Het niet geheel ontoevallige leven van Rijk de Gooyer van Olaf Broos, Uitgeverij aquaZZ, 348 pagina’s, € 22,50.

Foto boven: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.