Een belangrijk thema in het werk van Sanne Wallis de Vries is altijd geweest: ‘Hoe te leven en waartoe?’ In het programma Gut (van Gutmensch) uit 2017 riep de sociaal betrokken cabaretière tevreden uit: ‘Ik ben 46 en ik ben klaar.’ Gezellige kinderen, geslaagd huwelijk, onrust uit het hoofd verdwenen, en ze snapt hoe de wereld in elkaar steekt. Vier jaar later controleerde ze in het boek JubeL of dat antwoord van toen klopt en hoe dat rijpingsproces is verlopen.

Rijpen is een gevaarlijke metafoor als het over mensen (en vooral over vrouwen) gaat. Het woord wordt eigenlijk altijd meteen met fruit geassocieerd. Bananen worden onrijp in een land hier ver vandaan van de boom gehaald, in kisten verpakt en over zee vervoerd en liggen dan nog een klein beetje groen en hard in de supermarkt. De volgende dag liggen ze zalig rijp op de fruitschaal, maar als je er dan een paar dagen niet naar omkijkt, zijn ze overrijp, bruin, te zacht en melig. Bij peren is het nog maffer, omdat ze bij wijze van spreken om de hoek worden geplukt. Ze liggen keihard in de winkel en als je ze kort daarna niet exact op tijd oppeuzelt, is het eten van dat eens zalige stuk fruit een straf geworden.

Maar hoe zit het bij de mens? Na het lezen van JubeL (met een hoofdletter L aan het slot, die voor 50 staat, Wallis de Vries is niet voor niets gymnasiast) kun je maar één conclusie trekken: Sanne Wallis de Vries is rijp. Maar hoe moet het met de komende 33 jaar, die ze statistisch nog te leven heeft? Blijf je zo lang rijp? Of word je op een gegeven moment overrijp en ben je daarom niet meer te pruimen?

Een interessant dilemma. Misschien wel een onderwerp voor een nieuw boek van de filosofisch ingestelde Wallis de Vries. Maar dan zal er wel weer een periode moeten komen waarin ze niet met haar programma het theater in kan. Corona heeft namelijk voor dit boek gezorgd. Veel artiesten hebben enigszins lethargisch op de bank gehangen. Aan de andere kant is er ook een golf van culturele inventiviteit door het land gestroomd. Voor Sanne Wallis de Vries gold: als ik dan geen programma voor het theater kan maken, dan maak ik wel een programma voor een boek over het rijpingsproces van mijn leven. JubeL is opgezet als een theatervoorstelling met een inloop, sketches en verhalen, een pauze, gastoptredens en een nazit.

De gastoptredens worden verzorgd door Nederlanders die ook vijftig zijn geworden, plus een paar helden uit haar jeugdjaren, zoals Rob de Nijs, de stoere schoonheid uit de tv-kinderserie Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? (1972-1976) en Ernst Jansz, in zijn Doe Maar-tijd eveneens een schoonheid.

Het is voor de schrijfster van deze autobiografie nieuwe stijl een zware teleurstelling dat medevijftigers als Daniël Lohues, Richard Krajicek, Sylvana Simons, Howard Komproe, Eva Posthuma de Boer, Peter Buwalda en zelfs cabaretière Plien van Bennekom helemaal niets hadden met Rob de Nijs in zijn groene maillot. Maar die interviews zijn wel fijne bijvangst bij de opzet van het boek. Er zit een hoop bruikbare levenswijsheid bij de mannen en vrouwen van de sport, muziek, literatuur, politiek en het cabaret

Dat het met Sanne Wallis de Vries goed is gekomen heeft natuurlijk heel veel met geluk te maken. Mazzel dat ze op het juiste moment regisseur Selma Susanna is tegengekomen en dat ze op veertienjarige leeftijd door haar moeder meegenomen werd naar een solovoorstelling van Peter Faber, waar ze helemaal van ondersteboven raakte. Zij heeft geluk gehad met haar Friese grootouders en haar eigen ouders, die het hart op de juiste plek hadden, die voor veiligheid zorgden en hun (klein)dochter in alles steunden en stimuleerden. En die ook aardige levenstips hadden, zoals haar moeder: ‘Je moet jezelf nooit naar beneden halen, dat doen de anderen wel voor je.’

Dan kan Alphen aan den Rijn misschien niet de meest glamourrijke omgeving zijn om op te groeien, maar als het in je familie- en vriendenkring goed zit, dan is ook dat stadje een prima basis. Eigenlijk vallen alle verhalen die Wallis de Vries in dit boek vertelt binnen dat raamwerk van gelukkige omstandigheden, waardoor ze zich heeft kunnen ontwikkelen.

Sommige hoofdstukken uit het heen en weer in de tijd springende boek kunnen zo in het theater worden gebracht, zoals het zeer geestige Internet in de tram, of Te vaak geïnterviewd, over de periode dat haar impresario elke journalist van wat voor beduidend of onbeduidend medium op haar afstuurde. Andere verhalen zouden theatraal moeten worden bijgepunt, maar die zouden in een theatervoorstelling zeker niet misstaan.

De lezer die een mooi chronologisch overzicht van het theaterleven van Sanne Wallis de Vries verwacht, komt misschien bedrogen uit. Maar er is op dat punt toch ook aardig wat te halen uit het gesprek met Selma Susanna en de hoofdstukken over haar voorstelling met Paul Groot over Adèle Bloemendaal, het door de roepende Freek de Jonge ondergesneeuwde optreden op het Boekenbal en haar venijnige verslag (Ongeachte jury) van de stompzinnig georganiseerde uitreiking van de Poelifinario in 2017, waarvoor haar programma Gut was genomineerd. De prijs ging naar Theo Maassen (voor Vankwaadtoterger) en dat was al voor de uitreiking bekend.

Maar het zijn de ogenschijnlijk losse puzzelstukjes over haar schooltijd, haar roerige studentenleven, haar ervaringen op het Griekse ‘vluchtelingeneiland’ Leros, waar haar ouders een pensionadohuisje hebben, haar liefde voor Prince en voor haar dochters en man die haar levensverhaal en dus dit prettig leesbare boek compleet maken.

JubeL. Hoe te rijpen en waartoe van Sanne Wallis de Vries, Uitgeverij Ambo/Anthos, 287 blz, € 21,99. Foto: GUT, Anne van Zantwijk